De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)
(1976)–Arnold Houbraken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| |
ting AUGUSTYN BRUN, en HANS HOLSMAN Schilders van Keulen, mitsgaders FREDERIK BRENTEL, en JAKOB vander HEYDEN te Straatsborg geboren, welke om hunne Konst by Vorsten geëerd werden. Gelyk ook DANIEL van ALSLOOT, van Hertog Albert. Eindelyk komen mede op de naamrol de Antwerpenaars ABRAHAM MATTYS, en EGIDIUS van TILBURG, van deze weet ik niet te schryven, als dat de laatste Boerekermissen, en Markten schilderde, en de eerste een goed Landschapschilder was. Gelyk ik ook niet van onzen Rotterdammenaar DAVID de HAAN weet te zeggen, als, dat ik uit dit volgende rym besluit dat hy te Romen geweest is;
Die uit het Hollands lant
Naar Romen was gevlogen,
Alwaar zyn groot verstant
Werd yv'rig opgetogen.
Deze vind ik alle ten opzigt van hunnen geboorte- en sterfdag ongemerkt, zoo dat 'er geen jaartal aan te bespeuren is. Wy willen hen ook ongemerkt laten deurgaan.
Het maakt my dikwils onlustig, als ik Schryvers ontmoet, die meer dan een halve eeuw voor my, en gevolglyk zoo veel nader aan den levenstyd der zulken, welker bedryf zy voorgeven te beschryven, geweest zynde, egter daar niet van zeggen dat 'er van gezeit moest wezen. Ja 't smart my nu ik zoo laat aankom dat 'er veele zaken in de vergetenheid geraakt zynde, ik gevolgelyk van de | |
[pagina 223]
| |
zelve, niet zoo schryven kan als ik wel wilde. Ik heb wel over meer als twintig jaren bedagt hoe nodig het was, dat ymand eens de pen versneed om over die stoffe te schryven, en zedert my zelven gevleid dat 'er wel ymand zou opkomen, die zig het verlies der gedagtenisse van zoo vele brave Konstschilders zoude ter harte nemen: maar daar is niets van gekomen, als dat nu en dan deze en gene, een stukswyze verhandelinge van de zelve in druk hebben gegeven in de Fransche taal, zulks wy 't ons moeten getroosten, en de Lezer met ons, dat het met velen mager uitkomt. |
|