het een stuk van het andere konde onderkennen.
Van Amsterdam weder tot Leiden gekomen, maalde hem de reislust in 't hoofd. Dus vertrok hy in den Wintertyd 1608, naar Hamborg; daar van daan naar Duitschland, tot Frankfoort, Noremborg, Augsborg, en verscheide andere Steden; door Tirol naar Venetien, en van daar tot Romen, om de behandelinge der Italiaansche Konstschilders, waar 't mogelyk, af te zien, en een lange wyl verblyf te nemen; maar zeker toeval deed hem, als hy daar niet lang geweest was, van voornemen veranderen en weder naar Venetien keeren; daar hy maar vyf maanden bleef, en van daar genoegzaam weder langs den zelven weg dien hy van te vooren gereist had, naar zyn Vaderland keerde; dit was in 't jaar 1610. Door Duitschland naar beneden komende heeft hy verscheiden Hoven aangedaan, daar hy een staal van zyn Konst tot gedagtenis liet, inzonderheid aan 't Hof van Brunswyk, daar hem de Hertog een jaarlykse wedde wilde toeleggen, zoo hy zig voor eenige jaren tot zyn dienst wilde verbinden, 't welk hy afsloeg. Eindelyk wars van 't reizen, is hy in den jare 1613 weder tot Leiden gekomen, om, als hy uitgerust zoude hebben, zyn Konst in stilheid te oeffenen.
De menschen (zeit het spreekwoord) leven by veranderinge: dit is aan onzen David Bailii, ook gebleken, want in den jare 1623, verwisselde hy zyn kloek penceel, voor de fyn versnede Pen; en teekend veele Pourtretten uitvoerig, met inkt, (die hy dan met het penceel voort opmaakte) op parkement, daar de lief hebbers van de Konst groot genoegen in hadden.
Simon van Leuwen, meld (in zyn Korte beschryv-