Zeven dagen bij familie Konijn
(1947)–Clary Hooyer– Auteursrecht onbekend
[pagina 2]
| |
[pagina 3]
| |
[pagina 4]
| |
Dinsdag is het kamerdag,
nu is het de tweeling, die werken mag!
Ook Toosje moet helpen de vloer aan te vegen,
terwijl Vader zelf de ruitjes gaat zemen.
Is dit alles gedaan en in orde,
dàn schept Moeder pap in de borden!
| |
[pagina 5]
| |
[pagina 6]
| |
Woensdag is 't vroeg opstaan,
om samen naar de markt te gaan.
Daar kopen ze appels, peren en pruimen,
erwten en bonen, witte en bruine.
Voor Vader tabak, voor Moeder een lapje,
voor de kinders wat snoepgoed, dat is me een grapje!
| |
[pagina 7]
| |
[pagina 8]
| |
Donderdag, wat zou er dàn wel gebeuren?
‘Het onkruid gewied, vooruit en niet zeuren!
De kool staat te droog en de roos wacht op water!
Pak aan allemaal, niet wachten tot later!’
Ze gieten, wieden, harken en spitten
en gunnen zich nauwelijks de tijd om te zitten!
| |
[pagina 9]
| |
[pagina 10]
| |
Vrijdag, aan 't eind van de week, moet je weten,
de was moet gestreken, Moeder had het vergeten!
Dàt valt niet mee, er komt héél wat kijken,
om àl dat goedje nètjes te strijken!
Klein Toosje bergt alles dan mooi in de kast;
zij is al zo flink en niemand tot last.
| |
[pagina 11]
| |
[pagina 12]
| |
Zaterdag, wat een drukte is dat;
de koek moet gebakken, de kinders in 't bad!
En voor het naar bed gaan krijgt ieder nog fijn
een stuk van de koek, dat zal lekker zijn!
Dan gaan ze naar bed, in pon en hansop,
Toosje licht bij, met het kaarsje voorop.
| |
[pagina 13]
| |
[pagina 14]
| |
Zondag na 't ontbijt - met een èi! -
gaat Familie Konijn, keurig net op een rij,
aan de wandel langs de beek in het bos.
Ze rusten wat uit op het zachtgroene mos
en drinken tot slot 'n glas honingbier;
de kleintjes gaan wippen, wàt een plezier!
| |
[pagina 15]
| |
|