Geld verdienen zal ik er nooit aan. Briefwisseling Ed. Hoornik en A.A.M. Stols, 1938-1954

[p. 338]

298 Ed. Hoornik aan A.A.M. Stols, 12 juni 1946

Hoorn, 12 Juni '46⁹⁹⁵

Beste Sander,

Eenige weken geleden schreef ik je reeds, dat ik tijdelijk in Hoorn verblijf. De rustkuur doet me goed, al voel ik me nog niet in staat tot regelmatig werk.

Kwam het gedichtje, dat ik je zond nog tijdig om in ‘Tweespalt’ te worden opgenomen? Ik hoorde er niets meer over.

Waar mijn dochtertje Eva de gevolgen van ondervoeding nog steeds ondervindt en thans asthma dreigt te krijgen, heb ik besloten haar een tijd naar zee te sturen.⁹⁹⁶ In verband met de gestagen kosten van levensonderhoud zit ik thans zoo krap, dat ik je zou willen vragen, of je me niet wat voorschot wil sturen. De bundels ‘Steenen’, ‘Mattheus’ en ‘De Erfgenaam’ zullen toch wel eens herdrukt worden.⁹⁹⁷ Is het mogelijk, dat je nog deze week aan mijn vrouw een bepaald bedrag stuurt, dat we dan later wel verrekenen. Laat je even iets hooren? Bij voorbaat dank.

Met hartelijke groeten

Je Ed Hoornik.

995 Stols maakte de aantekening ‘opbergen’ op de brief.

996 Bedoeld is Eva Hoornik (geb. 1937).

997 Geboorte, gevolgd door Mattheus en andere gedichten zou in 1946 voor het laatst worden herdrukt; Steenen beleefde in 1947 een tweede druk en De erfgenaam een vierde.