Het edelmoedige kind.
Anselmus was slechts acht jaren oud, maar hij had een edelmoedig en zeer menschlievend karakter.
Wel verre van de dieren, of zwakkere kinderen dan hij zelf was, te mishandelen, verdedigde hij die zoo veel hij slechts kon. Eens zag hij eenen grooten jongen, die een klein kind sloeg; zonder te denken om verschil van ouderdom en krachten, en zonder te denken dat hij ook op zijne beurt wel mishandeld kon worden, liep hij naar dien slechten jongen, hem zeggende: ‘wilt gij dit kind wel eens met rust laten!’ Die slechte knaap lachte om de bedreiging van Anselmus, en ging voort met het arme kind te slaan, toen de vader van dit kind kwam toeloopen. Die gemeene jongen nam dadelijk de vlugt; het knaapje verhaalde zijnen vader hoe Anselmus edelmoedig partij voor hem getrokken had, en hem had willen verdedigen. De vader van dit kind was een koopman in kinderspeelgoed, en gaf Anselmus veel schoon speelgoed ten geschenke, waarover hij zeer verheugd was; vervolgens bragt hij hem bij zijne ouders te huis, en vertelde aan hen de edelmoedige daad van hunnen zoon, waarover Anselmus ook door hen geliefkoosd en geprezen werd.