Kracht in swakheit(1696)–Henrica van Hoolwerff– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Aan de Godvruchtige en achtbare Juffer Henrica van Hoolwerff Wanneer tot nut van Vrienden hare stichtelyke Gedichten wierden Gedrukt. Aan de Zelve. De Gangen Gods In 't Heyligdom. Op 't herdrukte Rym-werk Van de E. Juffr. Henrica van Hoolwerf. Een sterke Ziel in 't zwakke Lichaam Van Mejuffr. Henrika van Hoolwerff, Uitblinkende in Haar Geest- en Zin-ryke Versen, Genaamt Kragt in Zwakheid. Opdracht en Bericht aan Des juffers na-bestaande Bloedverwanten en vordere Goede Vrienden. Na-bericht Aan den goed-gunstigen Leezer. Lydens-troost By weege van Inleyding Aan Gods bedrukte Lievelingen toegedient. Zelfs-gedachten, Op het Kruys van Gods Kinderen. Ziel-zucht tot Godt. Ziele stil tot Godt. In Benauwdheid Verquikt. In Godt Verheugt. In Godt Vergenoegt. De Ziel begeert God te loven op aarden, gelyk de Engelen doen in den Hemel. De Ziel troost haar zelf, in 't verbergen van Gods Aanschyn, en onbeantwoord blyven harer Gebeden. Op een bysondere Verlossing, als de nood so drukte, dat de hoop scheen te beswyken. Rust en Vreugde alleen in God te vinden. De Ziel in 't ontvlieden der Schepselen, alleen met God vergenoegt. De Ziel verblyd in Hoope. In uyt-gestelde Hoop. De Ziel, op het ziek-bedde, Gods goedheyd smakende, en boven alles achtende. Op 't Nieuwe Jaar 1695. Begeerte der Ziele, tot de Goddelyke In-wooninge. De Ziel looft God van wegen syn geduurige Weldadigheeden. Op de valsche schyn van het schoone gelaat des Weerelts. Op 't all' te driftig najagen, der Aardsche dingen. Vermaak in Eensaamheyd. De Ziel heeft een behagen in de wegen Gods, en begeert daar in te wandelen. De Ziel met vrees, wegens Gods Heyligheyd: en haar eygen verdoemelykheyd, omvangen. De Ziel, in duysternis omswervende, en den Heer achter aan klevende. Uytschietende zucht des herten. De Ziele begeert God als haaren Koning onderworpen te zyn. Hertelyke Bede-wensch, om tot Gods eer te leven. Een Gebed, des Verdrukte, die sterkte, en troost in God soekt. Dank- en Beede-zucht tot God, met Lof van 't Hemelsch Zion. Lof van Gods goedheyd, en bystant ten daage der benauwtheyd. De Ziele haar nederbuygende in diepe Ootmoet, voor Gods Majesteyt, en biddende om 't wel-wesen, van Land, en Kerk. Avond gebed. Morgen gebed. Avond gebed, Ten dienste van myne beyde Nichtjes Alida Margareta { Feith, En Alida Margareta { van Hoolwerff. Morgen gebed. Voor de zelve. Als mede Een Gebed, voor den Eeten. Een Dankzegging na den Eeten. Opwekkinge des Herten, Om God te loven, die syne wonderen, en gedachten, aan my groot, en veele heeft gemaakt: en nu wederom als uyt het onderste des grafs opgebracht, en tot hier-toe-geholpen. Tot Lof, van Gods bystant, in, en verlossinge, uyt doodelyke Krankheyd. Uytbreyding Over Het gebed des Heere. Moed-geeving, Aan Juffr. N.N. Met een swaar toeval bezocht, en daar over bitterlijk bedroeft. Aan een ander Seer mismoedig en aangevochten. Aan de zelve, In staat als vooren; en daar over klagende. Troost-lesse Aan N.N. Quellende sich over tijdelijke zaken. Aan N.N. Klagende over veele droefheden, insonderheyd bittere smaad, en laster, tot onschuld te moeten dragen. Aan N.N. In een droevig voorval. Troost reden, Aan N.N. Bitterlijk bedroeft, over het afsterven van een waarde en Godsalige vriendin, Aan N.N. Bedroeft om 't verlies van Aardsche Goederen. Half Rymeloos Verjaar-dicht, Ter eere Van myn Heer en Waarde Oom Nicolaas Bevelot. Den 11. February, 1694. Antwoord Op 't Verlangen en d'uytgestelde Komst van myn Veel-geliefde Moey Maria Bevelot, Huysvrouw van de E. Hr. Gerard Reynst, Drossaart, &c. Op 't Eyland ter Schelling. Op de Afteekening van de Hr. M. Leydecker, Beroemt Professor der H. Godgeleertheyd tot Uytrecht. Op 't huw'lyk Van Gemelte Heer met Juffr. Petronella van Egeren. Op 't Zelve. Op de Verjaardag van den zelven Heer. Den 21. Maart 1694. Op die van syn Ed. Liefste Juffr. Petronella van Egeren. Den 16. May 1694. Op de Geboorte Dag: Van de Hr. Johannes Reelandt, Bedienaar des Godlyken Woords tot Amsterdam. Den 13. Junii 1693. Op de Verjaar Dag, Van Juffr. Clara Oosterland, Huys vrouw, van de Hr. J. Reelandt. Den 10. November, 1693. Aan Juffr. Cornelia Leydecker, Op 't uytgeven van haar E. Ziel-betrachtingen Over 't H. Avondmaal. Zegen-wensch, Aan den Wel-geleerden Heere Adriaan Reelandt, Als syn E. tot verkryging van het Doctoraatschap in de Philosophie op syn XVII. Jaar tot Uytrecht geëxamineert wierd. Op 't Vertrek Van zeekere myne hert-lieve Vrienden. Aanspraak, En Zegen-wensch Aan myn Dienstmaagd, Margriet van den Broek. Slot-beede, Over dit geheele Werkje. Toe-gift, Op de Stigtelyke Gedigten en Gezangen, Van Juffr. Juffr. Henrica van Hoolwerff. Op de Zelve. Aan Mejuffr. Mejuffr. Henrica van Hoolwerf. Wanneer hare Gedichten door den Druk met de Vrienden gemeen gemaakt wierden.