De juichende kinderschaar. Liederen voor christelijke scholen, zondagsscholen, enz.
(ca. 1880)–Adolf Jacob Hoogenbirk– Auteursrechtvrij
[pagina 79]
| |
1. in ons lied! Op God was zij ver-
1. trou-wen, Ver-geet het. Neer-land, niet. Hij maak-te ons
1. vrij van Span-je. Van mut - sertGa naar voetnoot1) en scha-vot, Dien
2. Ro - me's hand, Wou God het ker - men
2. hoo -ren Van 't bloe - dend Va - der - land; Wil - hel - mus
2. van Nas-sau-wen Kwam dee - len we Uw ge-bod; Gij
3. van Uw troon Ge - rech - tig - heid en
3. le -ven Om 't bloed van U - wen Zoon! En is dat
3. Woord ver-sme-ten. Ver - tra - den we Uw ge-bod; Gij
4. Neê-land groot. Gij bracht het uit ge-
4. va -ren, Uit lijfs - en zie - le - nood! Wat ons dan
4. mo - ge drei-gen; Uw macht is niet ge - knot! Blijf.
| |
[pagina 80]
| |
1. Wil - lem van O - ran - je Ont - vin - gen
1. wij van God.
2. moed en zijn ver - tron - wen Ont-ving de
2. prins van God.
3. hebt ons nooit ver - ge - ten! Vre-geef nog
3. eens, o God.
4. Hee - re, blijf ons ei - gen. En blijf O -
4. ran - jes God.
|
|