De juichende kinderschaar. Liederen voor christelijke scholen, zondagsscholen, enz.(ca. 1880)–Adolf Jacob Hoogenbirk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 53. Pinksterlied. Met opgewektheid. 1. De Troos - ter is ge - ko-men, O heer-lijk Pink-ster - feest! 1. De Heer zond uit den He-mel Ons Zij - nen Heil-gen Geest. D.S. Wel - za - lig die ge - loo - ven In Zijn ge - tui - ge - nis. 2. Dat wind-ge-druisch ge - wel-dig, Is 't tee-ken van den Geest. 2. Die zui - v'ren komt het har-te Dat voor de zon-de vreest. D.S. Dat in ons hart de vre-de Door't bloed des Krui-ses leef. 3. Ver - deel - de vuur-ge ton-gen Zien wij op ie - ders hoofd; 3. Daar wordt in al - le ta-len De groot-heid Gods ge - loofd. D.S. Dan roe - men on - ze ton-gen, En spre-ken he - mel - taal. 4. Hal - le - lu - ja! Den Va - der. Den Zoon, den Heil-gen Geest, 4. Zij roem en prijs en Ee-re Op dit zoo heer-lijk feest! D.S. En maak, o Heil-ge Geest, ons Tot tem-plen, U ter eer. [pagina 69] [p. 69] 1. Zijn Woord wordt niet ge - bro - ken, Wat Hij be-looft, komt wis; 2. Door-waai ook on - ze zie - len, O, Heil - ge Geest, en geef, 3. Dat ook in on - ze har - ten Het licht des Gees-tes straal, 4. O, zend in on - ze har - ten Ge - loof en lief-de neer, Uit ‘de Opwekkingsliederen van Sankey’. Vorige Volgende