De juichende kinderschaar. Liederen voor christelijke scholen, zondagsscholen, enz.
(ca. 1880)–Adolf Jacob Hoogenbirk– Auteursrechtvrij
[pagina 34]
| |
1. na! Ho - san - na, ju - b'len blij te moe, Uit vooll' en dank-bre
1. borst. De kin-der-scha-ren Je - zus toe, Der kin-d'ren Vriend en
1. Vorst.
2. na! Ho - san na stem - men o - ver - al En knaap êb meis-jes
2. saam; Hun zin-gen is een lof - ge-schal Voor Ko-ning Je - zus'
2. naam.
3. na! Ho - san - na klinkt eens 't lof-ge-schal Van al wie Je - zus
3. mint; Van elk, die als Hij ko - men zal Een eeuw'-ge vreug-de
3. vindt!
4. na! Ho - san - na! Dat dan on - ze beê Op aar - de nooit ver-
4. stomm': Zoo ve - ler har-ten bid-den meê: ‘Kom, Koning Je - zus,
4. kom!’
Ho - san - na klink', roll' luid en schoon Ho-san-na 't lucht-ruim
1-4 door, En smelt' als kin-der - ju - bel-toon Uw galm in 't En-glen-
| |
[pagina 35]
| |
1-4 koor, En smelt' als kin-der - ju - bel-toon Ju - bel-toon
1-4 Ju-bel-toon En smelt' als kin-der-ju - bel-toon Uw galm in 't Eng'-len-koor.
|
|