De juichende kinderschaar. Liederen voor christelijke scholen, zondagsscholen, enz.(ca. 1880)–Adolf Jacob Hoogenbirk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] 21. Die wil, die kome! Vroolijk. 1. Wie het hoort, die roe-pe: ‘Kom, zon-daar, kom!’ Breng dit E - van-ge-lie 1. aan het volk ron-dom. Roep de blij-maar uit, ver - kon-dig haar al - om, 2. Wie dan wil, die ko - me, Ko - me tot Hem! Zie de deur ge - o-pend, 2. hoornaar Je - zus' stem! Je - zus is de deur: kom, zon-daar, kom tot Hem! 3. ‘Wie dan wil, die ko-me!’ Vast staat dit woord ‘Wie dan wil, die kome!’ 3. klinkt de roep-stem voort. ‘Wie dan wil, die ko - me!’ Wie de stem dan hoort, 1-3. Wie dan wil, die ko - me vrij! Kom, wie wil, ja kom, 1-3. kom, wie wil, ja kom! Zend dit troost-woord aan het gan-sche 1-3. hei - den-dom; Hoor het woord des Hee - ren, pre - dik het al - om. [pagina 27] [p. 27] 1-3. Zeg: ‘die wil, die ko - me vrij!’ Vorige Volgende