Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
(1898)–S.S. Hoogstra– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
Van Alexanders doot.
| |
[pagina 141]
| |
9soude nergens dan in Libiën, in Amons tempel, sijns vriends, 10daer hij gecroent staet. Nu vragheden hem sijn vriende om 11dat sy sagen, dat hy dus cranck was, wie hy woude, dat na 12hem crone droege van sinen rijcke. Ende hy seide: ‘die beste’; 13mer nyemant noemde(n) hy, noch Hercules, sinen zoen, noch 14sinen broeder, noch dat kynt, dat Roxanes droech, die doe 15groet ginc mit kynde. Want Alexander dochtet oneer, dat 16hy, die so stout ende so groet een heer was, enigen man 17van so groeten rijcke heer maken soude, hy en waers 18weerdich. Want hy hadde onweert, dat hy sulc goet yemant 19laten soude, dies onweerdich ware. Opten sesten dach ontviel 20hem sijn sprake. Doe nam hi in midden die sale sijn vingerlijnGa naar voetnoot20-22. 21ende gaeft Perdike. Hierom weenden vele heere, die daer waren, 22dat Alexander woude, dat hi coninc na hem ware. ScolasticaGa naar voetnoot22. 23historia seit, dat Alexanders suster hem tvenijn gaf, om dat 24sy hoepte eenen groten heer te hebben ende vrouwe te sijn van 25alle sinen rijck. Ende also saen als hy tvenijn ontfaen hadde, | |
[pagina 142]
| |
26binnen dat hy doe spraec verloes, ende dat hy niet en woude,Ga naar voetnoot26. 27dat emmermeer man na hem so groeten heer waer als hy in 28eertrijck was, dairom bescreef hy synen achtersten wille, ende 29deylde syn rijck in XII ende gaf dat XII sijnre ghesellen, die 30mit hem opgevoedt waren, ende hy gaf elken een deel van 31Ga naar margenoot+ sinen rijck. Mer die vier verdreven alle dander ende bleven dairGa naar voetnoot31. 32heeren af. |
|