Zedezangen en stigtelyke liederen(1708)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Lof der deugd. - - - est virtus sola perennis. LXXX. Gezang. Wijze: Fillis ik offer u mijn min! 1 O deugd! wat zijt ge aanbiddens waard! Die 't al te boven streeft, Wat immermeer geweest is hier op aard, Of nog zijn wezen heeft. Want als hier alles ondergaat, Blijft gy ô deugd! alleen in vasten staat, En schenkt die u omhelst een eindeloos, sieraad. 2 O bloem des levens noit verlept, [pagina 119] [p. 119] Die onverderflijk bloeid! Gy zijt het, die den quaden mens herschept, In ontugt opgegroeit. Gelukkig, dien uw liefde blaakt, Wijl gy alleen den mens onsterflijk maakt. 't Is regt, dat men om u alle andre schatten wraakt. 3 Geen goed, hoe schoon, of rijk op aard, Dat zoo veel voordeel doet. Wijl niets geluk of vergenoeging baard, Als een gerust gemoed. Dat staat in ramp, en ongeval, Gelijk een rots, voor alle stormen pal, Wie dezen schat bezit, bezit het wenslijk al. Vorige Volgende