Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendOp Clorindes schrijven.'T hajlighjen daer jck bij sweereGa naar voetnoot+
Schildert met een' blanke veêre
Nat van gietelijke git,Ga naar voetnoot3)
Ujt, in het gemaelen wit,Ga naar voetnoot4)
5[regelnummer]
Troonytjens van haer' gedachte':Ga naar voetnoot5)
En zoo ver papier, en schachte
Met haer' sujverheit het wint
Op den raeveswarten int,Ga naar voetnoot8)
Worden zij verwonnen vande
10[regelnummer]
Versgevalle sneeuw der hande',
Handetjens gebooren tót
Wetbeschrijven van mijn lót.
Zoo de zilvervelde LedeGa naar voetnoot13)
Brujn van hajr en ooghen, deede
15[regelnummer]
Oyt de pruitsche Junoos manGa naar voetnoot15)
Zich verscheppen in een swan,Ga naar voetnoot16)
'K wed hij speelt die potsen weder
En verkeert in swaeneveder,Ga naar voetnoot18)
Haekend' om te zijn gehujst
20[regelnummer]
In de schoot der blanke vujst.
Maer hij zal 't 'er quaelijk houwen.
Pallas en de Min, aenschouwen
| |
[pagina 242]
| |
Zij een' veder die vereert
Wordt van vingers zoo geleert
25[regelnummer]
En zoo schoon dats' hem behaeghen,Ga naar voetnoot25)
Yder zalse willen draeghen;
In zijn wiek Diones bloedt:Ga naar voetnoot27)
Pallas op haer storremhoedt.
|
|