Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend
[pagina 179]
| |
Sang.Wijze: C'est trop courir les eaux; etc.Ghij die met heerlijckheidtGa naar voetnoot+
Verdooft Juppijn sijn Throon;Ga naar voetnoot2)
En van wiens majestejt,
Hij houdt te leen sijn kroon;
5[regelnummer]
Die, als 't u lust, den hooghen hemel met een swier,Ga naar voetnoot5)
Van uw' geduchten staf, bedooven set in vier.Ga naar voetnoot6)
Ach, ach, geen enckle straelGa naar voetnoot7)
Doorvlijmt mijn ingewant!
Maer ghij zijt t'eenemael
10[regelnummer]
Met pijlen, boogh, en brandt,
In mij gevaeren, en dien al de wereldt wijdt
Niet wel begrijpen kan, sit in mijn borst gevlijdt.Ga naar voetnoot12)
De graeghe gloedt, die woedtGa naar voetnoot13)
Met sulck een vlammevloedt,
15[regelnummer]
Door boosem, en door bloedt,
Dat overloopt mijn moedt:Ga naar voetnoot16)
En mij 't gesmolten hart ontsinckt, als siedend loot.
O schoone schoonheidt, vangt, en stooft het in uw schoot.Ga naar voetnoot18)
|
|