Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendSang.Wijse:Hoogher Doris niet, mijn gloetje,Ga naar voetnoot+
Spaert uw krachjes wat op mij.
Al te groot is de lieflijcke lij,Ga naar voetnoot3)
Daer jck flaeuwende los in glij.
5[regelnummer]
Die daghjes,
Die nachjes
Die lachjes,
Die klaghjes,
Bij draghjes,Ga naar voetnoot9)
10[regelnummer]
Dat alte soete soetje
Mengen moetje,
Met een roetje,
Oft jck stick aen leckernij.
Als ghij droef of dartel dighie
15[regelnummer]
Onder sang van snaeren queelt,
O de wondt, o de wondere weeldt!
Die mijn' harssen, mijn hartjen steelt!
Die quickjes,Ga naar voetnoot18)
Die hickjes,
20[regelnummer]
Die snickjesGa naar voetnoot20)
Sijn strickjes
En prickjes
Der sielen, uw gesighie
Is het schichje,
25[regelnummer]
Van het wighje
Wt Diones bloedt geteelt.Ga naar voetnoot26)
| |
[pagina 129]
| |
Immers Doris, stort de kasjesGa naar voetnoot27)
Van uw tedre treeckjes wt.Ga naar voetnoot28)
Maeckt gelonck, maeckt gelach, maeckt gelujt,
30[regelnummer]
Dat de sinnetjes sachjes sujt.Ga naar voetnoot30)
Wat vreesje:
Mijn geesjeGa naar voetnoot32)
Mijn vleesje
Geneesje;
35[regelnummer]
Die 't peesje
Der Minne braght in lasjes.Ga naar voetnoot36)
Spoejt uw pasjes,
Eer dat gasjesGa naar voetnoot38)
Felle brandt mijn sieltje bujt.Ga naar voetnoot40)
|
|