Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendLeidt.Wijse: Anhoort geclach etc.Wat nevel met haer laeuwe bronGa naar voetnoot+
Beswalckt, o levendighe son,
T eerwaerdich licht
Van uw gesicht
5[regelnummer]
Dat mij verwon?
Wat droefheit isser soo verwoedt,
Dat zij uw edel vroom gemoedt
Met overlast
Raeuw angetast
10[regelnummer]
Beclemmen doet?
O Caucasus staech ongeweeckt,
Die vol van scharpe distels steeckt
Een traentjen souw,
Dat wt mijn vrouw
15[regelnummer]
Haer ooghen leeckt:
Een traentjen sou vermorwen snel
U, tot in 't steenich harte, wel,
Met al 't gebroedt
Dat u doorwroet
20[regelnummer]
Van tijgers fel.
Dus droefheit vliedt, en schaemt u, smart
T' ontwecken in haer teder hart;Ga naar voetnoot22)
Sprejt t' eenemaelGa naar voetnoot23)
Uw wiecken vael,
25[regelnummer]
En licht uw start.Ga naar voetnoot25)
| |
[pagina 110]
| |
De pijn, de commer en 't verdriet
En hebben soo veel strafheits niet,
Of jck en lij
Die licht, soo ghij
30[regelnummer]
Maer van haer vliet.
Wech flux: ons' harten sijn verstrengt;Ga naar voetnoot31)
Ons bajder geest en siel geplengt
Sijn onder een;
En 't merch in 't been
35[regelnummer]
Niet onvermengt.
29 Aug. Sondach.
Mithra Granida.
|
|