De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
[pagina 804]
| |
Bijlage naar aanleiding van 902 (Dl. II) [Gedicht van Tesselschade.]Chi per haver Salut hebbi Tormento,
Et breve guerra per Eterna Pace. Die Rejsen wil op aerdt, hoe sterker hoe bequamer
Maer dese rejs te doen hoe sieker aengenaemer,
Nae 't hogh' Ytalia, daer nimmer meer verminckt,
Iet wat te voorschijn komt dat in Zijn aerde sinckt,
5[regelnummer]
Maer met sijn volle lee'n herbooren om te hooren,Ga naar eind5
Ghij hebt mijn Rijck bemint, Ick heb u ujtverkooren;
Daer 't pat soo engh af is en 't buyten spoor soo breet,Ga naar eind7
Nu komt het welcom swack, en maeck my best gereetGa naar eind8
Om deese wech te doen, met leenen hellen rusten
10[regelnummer]
En kan ick niet te voet, 't sal mij te kruypen lusten,
Soo lief is my dees last die 'k nauw volvoeren kan
Doch Ruylden daer geen Rust van Sadtheyts weelden an,
Hoe luckbaer datse Schijnt, ock sal mij min verdriettenGa naar eind13
't Willich onbeeren, als t onwilligh[-]genietten,
15[regelnummer]
Van Segelijcker wegh, daer 't nimmer kon geschiênGa naar eind15
Dat ic het Eeuwich Honck van deese reys souw sien.
Tesselschade Roemers.
Die reysen wil verEijst gesontheyt, dats niet wonder,
[-] onse Reys te doen hoe siecker hoe gesonder
Vrije vertaling Wie op aarde reizen wil, hoe sterker die is, hoe beter
Maar om deze reis naar 't verheven Italië te doen, hoe zieker hoe gewenster,
Omdat wie in de gewijde grond begraven wordt, nooit verminkt,
Maar gaaf wederopstaat, opdat hij hore:
Gij hebt uw liefde aan mij gegeven en ik heb u uitverkoren,
Mijn rijk waarheen zo'n smal pad voert terwijl de doolweg zo breed is,
Kom nu, welkome doodsnik, en bereid mij zo goed mogelijk voor
Om die weg te gaan, met steunzoeken, wankelen, stilstaan.
Als ik niet lopen kan wil ik graag kruipen,
Zo dierbaar is deze last mij, die 'k nauwelijk dragen kan
Maar die ik niet voor de rust van de weelde der verzadiging zou willen ruilen,
Al schijnt die geluk te brengen. Ook zal ik minder verdriet hebben
Over 't vrijwillig ontberen dan over 't genieten, tegen mijn zin,
Van een regelrechter schijnende weg, waar 't nooit kon gebeuren
Dat ik het eeuwig thuis aan 't eind van deze reis zou zien.
| |
[pagina 805]
| |
Motto Die pijn lijdt om de zaligheid N.B. Van Vloten (Br. IV, 241), Worp (Onw. Vr. 238 v.) en Sterck (Oorkonden over Vondel en zijn kring, Bussum 1918) koppelen vragenderwijs brief 902 aan dit gedicht van Tesselschade. Sterck (Vondel-Brieven Amsterdam-Sloterdijk 1935 blz. 102 v.) hoort erin een weerklank van de Opdraght aen Eusebia (d.i. Tesselschade) van Vondel's treurspel Peter en Pauwels (1641). De overeenkomsten zijn r. 16 van Tesselschade ‘Dat ick het Eeuwich Honck van deese reys souw sien’ en Vondel's ‘treck met mij’ (vs. 1 en 2) ‘naar 't zaligh honck’ (vs. 43). Met dit laatste bedoelt hij Rome en de katholieke kerk, die bij Tesselschade in r. 3 stellig bedoeld wordt met ‘'T hogh' Ytalia’. Bezwaren tegen de koppeling aan 902 zijn, dat ‘dees ingeleijde’ brief (r. 2) slechts zijdelings voor Vondel bestemd was. Hij wordt pas genoemd in het postscriptum, in één adem met redevoeringen van Barlaeus waaruit een God-erkennend stoïcisme spreekt maar geen katholiciteit, en die al 5 en 6 jaar oud waren in 1641 (Peter en Pauwels). Het gedicht past volkomen in de geest van Tesselschade's overgang omstreeks dat jaar, maar de brief doet dat in geen enkel opzicht. Rest nog te vermelden, dat brief en gedicht tot verschillende bestanddelen van Hooft's nalatenschap behoren, terwijl Van Vloten ze afdrukt alsof ze op hetzelfde papier stonden. |
|