De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 749]
| |
1305 (P.C. Hooft aan J. van den Vondel.)1Monsr vanden Vondele,
2Mij gedenkt, dat, als eens de H.H. Staaten van Hollandt, hoewel 3 hun werks genoegh oover schoot, zeer geneeghen scheenen tot 4 schejden, om eenighe Hejlighe daaghen te vieren, de Heer vanGa naar eind4 5 Oldenbarnevelt, z.g. prijzende hunnen ijver, nochtans om hunneGa naar eind5 6 Eed. Grootmo. tot blijven te beweeghen, daarbij voeghde: Qui nonGa naar eind6 7 cessat benè facere, non cessat orare. Van geene wet, die zorghen, zooGa naar eind7 8 wettigh, zoo wightigh, aan zeekeren tijdt van ruste bindt; en 9 daarom, van geenen Staatsabbath, weet ik dan: maar Uwer E.Ga naar eind9 10 driedubblen dank voor den arbejdt besteedt aan 't vertolken van 11 Maroos werken, voor het toeeighenen van dien aan zoo getrouwGa naar eind11 12 een' beminner mijns vaaderlands, en voor 't boek mij vereert. Ik 13 vertrouw dat het veelen te nutte zal dienen. U.E. vertrouwe te 14 weezen 15Ten dienste van UE. 16P.C. Hóóft. 16Van den H.t.Mujde, 17den 27en in Hooij- 18maant des jaars 1646.
De kern van Hooft's antwoord op 1301 is het afwijzen van het woord staetsabbath, dus de ontkenning dat de tegenstelling wereldlijk-kerkelijk zijn verhouding tot Vondel beheerst. Zijn motivering van die afwijzing is, dat de behartiging van de gewichtigste staatszaken een geestelijke activiteit is, die door geen wet stilgezet kan worden; hij beroept zich op Oldenbarnevelt, die regeren ‘wel doen’ noemde en een spreuk aanhaalde die het gelijkstelt met bidden. Daarop volgt het bedanken voor de Vergiliusvertaling. |
|