De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 603]
| |
1219 (H. Bruno aan P.C. Hooft).1Parum observans tuae dignitatis essem hodie, vir illustris, 2 Poëtarum omnium caput et chorage, si obscurissimus tenebrio 3 atque adeo tibi ignotissimus te, non nisi ab immortali fama mihi 4 notum mea sponte, meo nomine auderem compellare. Sed, cum 5 illustris Hugenij, domini mei, autoritatem imperiumque in praesidio 6 patrocinioque habeam, a manifesto vanitatis ac insignis impudentiae 7 vel crimine vel suspicione ad humanitatis tuae tribunal etiam indicta 8 causa videor absolutus. Offero tibi, mandato Zulechemij tui, 9 momenta ejus desultoria, Hoofdi nobilissime, germanissimum 10 nobilissimi, hoc est Hugeniani ingenij foetum; quem a parente suo 11 depositum, neglectum, abjectum studiose suscepit et collegit 12 Apollo musarum Barlaeus: quo nomine litteratum orbem et 13 elegantia ac decora ingenia vehementer sibi obstrinxisse existiman-14dus est. Agnosces in hoc opere alibi Virgilianam majestatem, alibi 15 Nasonis suavitatem, alibi numeros Flacci, alibi spiritum Lucani, 16 passim Martialis acumina, ubique Hugenium. Sed nae ego 17 insignite stultus sum, nobilissime domine, qui verbis praedicare 18 me sperem virum, ut scis, omni exceptione majorem. Verba 19 desunt rebus immensis et tacita veneratione, suspiciendas ac 20 prosequendas puto aquilas in nubibus, quas ore et oculo assequi 21 desperem: quod etiam de te profiteor, nobilissime Hoofdi, cujus 22 sola Sophocleo sunt carmina digna cothurno. Vale, o princepsGa naar eind22 23 virorum musa quos beat coelo, et inter cultores tuos, imo famulos,Ga naar eind23 24 admitte Illustri nomini tuo omni servitio atque observantia 25 devotum 26Henricum Brunonem 27Si quid illustri Zulechemio rescriptum voles, aut ipse scribere, 28 mihi quicquid erit, mandare digneris; facile et recte curavero per 29 tabellarios qui hinc frequenter, imo quotidie, in castra proficiscun-30tur. 31Iterum vale, vir nobiliss. 32Hagae prid. Kal. Sextil. M DCXL IV. | |
[pagina 604]
| |
vertaling
Wel al te weinig eerbied voor uw waardigheid zou ik vandaag betonen, doorluchte Heer, aller Dichteren hoofd en reienleider, wanneer ik, onaanzienlijk duisterling of liever volslagen onbekende, u, die aan mij niet dan vanwege uw onsterfelijke faam bekend zijt, uit eigen aandrift, op eigen gezag zou wagen aan te spreken. Maar daar mij van den doorluchten Huygens, die mijn meester is, de bevoegdheid en het gezag tot dekking en schutse dient, word ik, zo meen ik, van hetzij aanklacht hetzij verdenking van met de hand te tasten holheid en kennelijke onbeschaamdheid voor de vierschaar van uw mensenmin vrijgesproken zelfs zonder verhoor en verdediging. Ik bied u aan, in opdracht van uw Zuilichem, Hoogedele Hooft, diens Momenta desultoria, wettige spruite van een hoogedel, d.w.z. Huygeniaans vernuft. Deze, door heur vader te vondeling gelegd, verwaarloosd en verworpen, heeft liefdevol opgenomen en bijeengepakt de Apollo der Muzen Van Baerle, reden, waarom hij de geletterde wereld, de smaakvolle en deftige vernuften geweldig, zo moet men het zien, aan zich verplicht heeft. Ge zult in dit werk herkennen hier Vergiliaanse majesteitelijkheid, daar de zoetheid van een Naso, ginds het maatgevoel van Flaccus, weer elders de bezieling van Lucanus, her en der verspreid Martialis' spitse flitsen, overal Huygens. Maar, ja waarlijk, ben ik daar even in het oog lopend dwaas, Hoogedele Heer, dat ik verhoop, met zwakke woorden een man te roemen, zoals ge weet, boven alle beperking verheven. Woorden schieten tekort voor zaken niet af te meten; en met zwijgenden eerbied moet men, meen ik, hoog-opziend vereren en bewonderend naturen de adelaars in de wolken, welke ik zelfs met blik en oog te bereiken al vertwijfel; iets, wat ik ook aangaande u openlijk beken, Hoogedele Hooft, wiens ‘liederen d'enige zijn, die Sophocles' broos evenaren’. Vaarwel, o prins dier mannen, die ‘de Muze met eeuwiglijk leven verzaligt’; wil gij onder uw vereerders, sterker, uw knechten, toelaten den aan uw Doorluchten naam alle dienstbetoon en oplettendheid toegewijden
Henrik Bruno.
Indien ge iets aan den doorluchten Zuilichem teruggeschreven zult willen hebben of zelf schrijven, gelieve mij dan, wat het ook zijn zal, te doen toekomen; zonder moeite en op de juiste wijze zal ik onmiddellijk zorgdragen door boden, die hiervandaan veelvuldig, beter gezegd: dagelijks, naar het kamp vertrekken. Nogmaals gegroet, edele heer. Den Haag, 31 juli 1644. |