De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 514]
| |
1166 Eedelen, gestrengen, manhaften Heere, Mijnen Heere Joachim van Wikkevoort, Ridder, Raedt van haare Hoogheit van Hessen, in de Nieuwe Houtstraet, In Den Haage.L.
1Mijn' Heere ende Neeve,
2U. Eed. Gestr. welaangenaame van den 12en deezer aassemt altijdsGa naar eind2 3 die ouwde heusheit. Maar de Heer Barlaeus valt mij, met een heevigh 4 en vinnigh geweldt van woorden op het lijf. Niettemin ik vergeef 5 zijner E. het ruischen van dien storm, 't welk mij een' wijl in eenen 6 zoeten droom vervoerde, die mij bijkans diets maakte, dat ik eenGa naar eind6 7 Philippus, oft ten minste Antonius was, dewijl zoo een' stroom van 8 brommende welspreekenheit, hoewel niet zonder mengenis vanGa naar eind8 9 gal, op mijn hooft werd ujtgestort. Ik bedank zijn' E. voor de 10 Oratien mij toegezonden: maar weet niet, oft zijn' E. zich dierGa naar eind10 11 miltheit bedanken zal. Want ik denk al mijn' vijf zinnen aan 12 studeeren in dat boek te koste te leggen, ende zal 'er misschien zoo 13 veele steenen ujt raapen, om zijner E. weederom gelijken storm te 14 leeveren, dat zij misschien spaade beklaaghen zal, mij waapenen 15 daartoe verschaft te hebben; ende met een' laagher toon zal leeren 16 zingen. Heu! petor arte meâ. Wijders, Mijn' Heere, bejde de brandt-Ga naar eind1617brieven heb ik tot Uitrecht ontfangen. Daar hebben wij ontrent 18 14 daaghen moeten hujshouden, om de eere der moederlijke ge-19neeghenheit te bewaaren. Gister begost het lijnwaat te mangelen,Ga naar eind19 20 ende keerden wij met onzen zwaagher ende dochter van der Perre,Ga naar eind20 21 onze zuster ende nichte van Zurk, herwaarts. U.E. gelieve eensGa naar eind21 22 genaadighlijk te ooverweeghen, met wat glimp, wat gerief wijGa naar eind22 23 zouden kunnen de Haaghsche rejze aanveirden. 'T zoude ook, mijns 24 bedunkens het beste oogh bij den Heer van Zuilichem niet hebben, 25 zoo zijner Ed. Gestr. gezelschap ons niet zoo waard waare, dat wij, 26 om 't genot van dien, tot op den Herfst, die niet zeer verre te 27 zoeken is, vertoefden. Ende zoude daarom, onder verbeetering,Ga naar eind27 28 wel voeghlijker zijn, dat het U. Eed. Gestr. geliefde ons met haareGa naar eind28 29 jeghenwoordigheit, samt die van Mê Vrouwe onze welwaarde 30 Nichte, ende de twee Joffrn jonge Nichten, hier te koomen vereeren, 31 teeghens den pruimtijdt, die voor handen is: waarnaa wij nietGa naar eind31 | |
[pagina 515]
| |
32 faalen zouden zoo smaaklijk een' eere in den Haaghe te koomen 33 erkauwen. Eevenwel, wij staan ten geboode van U. Eed. Gestr.Ga naar eind33 34 ende zoo zij voorder ujtstel voor ongehoorzaamheit reekenen zoude,Ga naar eind34 35 wij zullen ons daarnaar schikken, dat ons 't geluk gebeuren moogheGa naar eind35 36 van U. Eed. Gestr. op Zaaterdagh naastkoomende te bezoeken, oft 37 zoo veel spaader als 't U. Eed. Gestrengheit zal geleeghen vallen.Ga naar eind37 38 In verwachting van gunstigh antwoordt, blijf ik dankbaar voor deGa naar eind38 39 nieuwmaaren mij meedegedeelt, ende gebiede mij op 't vuurighste 40 aan U. Eed. Gestr. samt Mê Vrouwe haare gemaalinne met verlof 41 van UEed. Gestr. gelijk meede aan de Joffren Nichten ende mijnen 42 Heere Barlaeus; al de welke god in heilzaamen staate bewaare, ende 43 in U. Eed. Gestr. beste gunste, 44Mijn' Heere ende Neeve, 45U. Eed. Gestr. 46Onderdaanste, ootmoe- 47dighste dienaar, 48P.C. Hóóft. 49Mijn' Hujsvrouw, zwaagher, dochters, ende zoon Arnout, be-50danken U. Eed. Gestr. (want alles is nu hier) ten hooghste voor de 51 vrundlijke noodinge, ende kussen in alle needrigheit, neevens mij 52 de handen van U. Eed. Gestr. samt haare waarde helfte. 53 Ik verstout mij hierbij eenen brief aan de Heere Auditeur Kinschot 54 te voeghen. Zoo daarop antwoordt aan U. Eed. Gestr. gericht 54a wort, ik zal 't met het bescheidt van U. Eed. op deezen verwachten.
55Ylends, van den Hujze te 56Mujde, 19en Julij 1643.
Dank en uitnodiging. |
|