De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3

Derde deel

Regelnummers proza verbergen

[p. 342]

1067 Aen den Hooghstgeleerden Heere, Gerardus Vossius.

1Mijn' Heere,

2Van eenen raffelaer, die klap zonder slot ujtslaet, zejdt men, in onze² 3 tael, dat hij hemelval kalt. 'T zelfste magh men mij naegeeven, in³ 4 wiens hooft, de stof dezer vejrsen, heden, met de sneeuw, schijnt 5 van den hemel gevallen. Zeker, daerujt niet; dewijl 't mij⁵ 6 nerghensnae zoo wel gelukt is U.E. geestelijke gedaente te treffen,⁶ 7 als den schilder de lichaemelijke. Dit is mij wel een verdriet: maer⁷ 8 ik heb 'er tweederleij troost in. De eene is de spreuk, In magnis 9 voluisse sat est: In groote daên, Magh wil bestaen: d'andre, dat zielen,⁹ 10 verheeven als de uwe, meer op de deughdt des wils, dan des werks,¹⁰ 11 ooghen. Ende dit doet mij vertrouwen, dat de vermeetelhejt, 12 gepleeght in 't laeden van dus een pak op zoo zwakke schouders,¹² 13 niet mindren zal de gunste, tot noch toe beweezen,

14Mijn' Heere,

15U.E.

16Onderdaensten dienaer,

17P.C. Hóóft.

16T'Amsterdam, den 13^en van

17Grasmaent des jaers 1641.

Een' inborst, blanker noch van deughdt,

Dan 't hooft van lokken, die 't besneeuwen,

Draeght deze Nestor. Griek, wat meught

Ghij veel, van 's uwen wijshejt, schreeuwen.²³

Leefd' hij der drie; den onzen heught²⁴

Van meer dan een halfhondert eeuwen.²⁵

Hooft stuurt zijn vers bij het portret van Vossius.

2 raffelaer: kletsmeier; klap zonder slot: gebabbel zonder zin.
in onze tael: in het Nederlands (Vossius schreef heel veel Latijn).

3 hemelval kallen: zeggen wat je voor de mond komt (WNT hemelval 567 4 2e al.)

5 van, in tegenstelling met ujt den hemel vallen: uit de lucht vallen, dus slechts van de buitenkant van de hemel.

6 nerghensnae: volstrekt niet (WNT na 1311, nergens 1843 3).

7 als 't de schilder gelukt is de lichamelijke gedaante juist weer te geven. De schilder was Joachim Sandrart, dit portret (dl. II nr. 37) is in de universiteit van Amsterdam.

9 Magh bestaen: Kan volstaan. Propertius 2, 10, 6.

10 deughdt: (goede) hoedanigheid.

12 laeden: (h.) als last op (mij) nemen.

23 schreeuwen: luid verkondigen, zonder bijgedachte aan lelijk geluid of agressiviteit (niet in WNT); 's uwen: van uw Nestor, die bij Homerus de oudste, om zijn wijsheid geachte aanvoerder voor Troje is.

24 den onzen: Vossius; al heeft hij er drie (300 jaar) geleefd; den onzen...eeuwen: Vossius kent de geschiedenis van meer dan 5000 jaar (LSt. I 321).

25 halfhondert (znw.): vijftigtal.

Minuut. UBA II C 11.579. - Afschrift KA CLXXIa^b 136.

18 't afbeeldt: de afbeelding.