De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 301]
| |
1044 (C. Huygens aan P.C. Hooft)1Mijn Heere;
2Ontrent het scheiden van 't Leger, 'twelck mijne besighste tijdenGa naar eind2 3 zijn, ontfing ick d'eere van U.E. schrijvens, met het bijgaendeGa naar eind3 4 Gedicht. soo veel moet ick voor uijt setten tmijner wettelickeGa naar eind4 5 ontschuldinghe van 't langhe swijghen op soo grooten beleeftheid.Ga naar eind5 6 nu ick dan den adem beghinne te verhalen, ende tegens mijneGa naar eind6 7 vrienden af te rekenen, keer ick voor all het aensicht tot U.E. metGa naar eind7 8 eerbiedighe danck-seggingh voor de moeijte in 'tlesen mijner 9 droomen, in 't berijmen mijner ongerijmtheden genomen. IckGa naar eind9 10 verneme met groot genoeghen paucis lectoribus, quibus scribo, meGa naar eind10 11 non displicuisse, de turba Vulgi unicè securus. maer met bekom-12mering hoor ik U.E. oock van overwonnen sieckte spreken. U.E., 13 hope ick, sal voorts aende winnende hand gebleven zijn, ende voor 14 lang afbetaelt hebben. God gunne haer dat, ende alle meerderGa naar eind14 15 geluck, ende mij de macht om geloofwaerdel te moghen bewijsenGa naar eind15 16 dat ick oprechtel ben, 17Mijn Heere, 18U.E. ootmoedste verplichtste dienr 20CHuijgens. 19's Gravenhaghe. den 5en 20Octob. 1640.
Dank voor het gedicht. |
|