De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 960]
| |
893 Aen den Heer Justus van Merstraeten, advocaet, Pensionaris der stadt Brussel.1 Mijn Heere,
2 Op den 7en dezer zond ik Uwer E. ujt Amsterdam de stukken te 3 vooren ontfangen, roerende 't Maijoraet; ende daer nevens zekre 4 bedenkingen van mijnen schoonbroeder Cloek, op de redenen vanGa naar eind4 5 Pietro Hellemans di Carlo. Koomende alhier ten zelfsten daeghe,Ga naar eind5 6 vond ik eenen brief van zekeren vrundt, die middel had, ende van 7 mij verzocht was, om nae te vorssen wat het ejghentlijk zijn 8 moghte daer de voors P.H. di Carlo zijn recht op mejnt te 9 vestighen: 't welk de voorss vriendt mij bericht hier in te bestaen. 10 Dat wijlen Don Francisco 't Maijoraet niet en zoude hebben 11 bezeten als natujrlijk zoon van Francisco Hellemans, maer als 12 wettigh zoon des zelven, in kracht van brieven van Legitimatie,Ga naar eind12 13 die mij onbekent was. 14 Zulx Pietro di Carlo schijnt te willen zeggen, hij en zoude niet 15 gedooght hebben, dat Don Francesco in 't bezit van 't Maijoraet 16 zoude gekoomen zijn, voor hem Pietro, indien Don Francisco niet 17 en waere gelegitimeert geweest, alzoo wel als hij Pietro zelf. 18 Want tot het Maijoraet zijn geroepen, eerst de wettighe zoonen 19 van Francisco, ende daer nae de wettighe zoonen van Carlo: ende, 20 bij gebreke van wettighe zoonen van Francesco ende Carlo bejde, 21 Don Francisco als natujrlijk zoon van Francesco. 22 Maer, oft schoon Don Francisco niet en waere gelegitimeert 23 geweest, ende P. di Carlo verzujmt hadde zijn recht, tegens hem 24 toen hij in 't bezit van 't Maijoraet trad, te vorderen; zoo zoude 25 P. di Carlo zich nu nochtans kunnen redden bij weghe van Relief:Ga naar eind25 26 In maniere jeghenwoordelijk alles schijnt daer op aen te komen, dat 27 men staende houde, dat de brieven van Legitimatie, verleent ten 28 gunste van P. di Carlo, niet bondigh genoegh zijn om hem teGa naar eind28 29 rechtighen tot het Majoraet: gemerkt de naeste vrienden, op 't stukGa naar eind29 30 zijner Legitimatie niet en zijn verdaeght, ik swijghe gehoortGa naar eind30 31 geweest; ende veel min daerinne bewillight hebben: jae dat de 32 voors brieven ujtdrukkelijk lujden, dat eenen ijghelijken zijn goedt 33 recht behouden wort. 34 Wijders, Mijn' Heere, verwondert mij niet langer, dat P. di[e] 35 Carlo ook is plejtende tegens P. Helman zoon van Ferdinand, endeGa naar eind35 36 broeder zijner hujsvrouwe; want de bovengemelde vriendt 37 verwittight mij, dat P. Helman Ferdinands zoon, nu mede recht | |
[pagina *43]
| |
43 Stadhuis te Naarden
| |
[pagina *44]
| |
44 P.C. Hooft
| |
[pagina 961]
| |
38 voorwendt op 't Majoraet. Waer van ik, noch zijnde tot Brussel, alGa naar eind38 39 eenighe lucht vernoomen heb; ende dat hij zich zoude zoeken te 40 behelpen met dit middel: te weeten, dat de Codicille hem, als zoon 41 van Joffre Anna Hellemans, roept tot het eerste Majoraet, bij 42 mangel van wettigh ende manlijk ojr van Arnout Hellemans. Ende 43 zoude hij gejrne vast maeken, dat de Codicillateur, die hemGa naar eind43 44 P. Ferdinands zoon, in zulken geval heeft geroepen tot het eerste 45 Majoraet, moet geacht worden hem het tweede in gelijken geval 46 gegunt te hebben: zulx in keuze van hem P. Ferdinands zoone 47 staen zoude, het tweede te aenvejrden, mits verlaetende de hoope 48 die hij heeft tot het eerste: alhoewel de Codicille klaerlijk zejdt, 49 dat het tweede, nae d'aflijvighejt van Don Francesco zonder 50 wettigh manlijk ojr, zal gëopent worden voor de oudste dochterGa naar eind50 51 van Arnout Hellemans. Uwer E. gelieve nu deze redenen, zoo van 52 Pietro di Carlo, als van Pietro di Ferdinando, rijpelijk te over- 53 weghen; ook, zoo 't uwer E. goeddunkt, daerop te raedspleghen 54 met de Heeren Doctoren van Loven, die men zejdt altzaemen 55 geoordeelt te hebben, dat P. di Carlo wel gefondeert is: ende mij teGa naar eind55 56 verstendighen, naer U.E. gewoonlijke ende beproefde trouw- 57 hartighejt, oft het ons oorbaer zij, deze zaeken vorder te ver- 58 volghen, ofte te laeten steeken. 59 Doch Uwer E. magh indaghtigh zijn, dat ik tot Brussel Uwer E. 60 eens verhaelt heb, hoe mij ter oore gekoomen was, dat de vrienden 61 in 't gemejn zouden trachten, met veelerlej pretentien de zinnenGa naar eind61 62 van de rechters der voeghe te bedraeijen, dat zij niet kunnende 63 klaer zien in de zaeke, ejntlijk best zouden vinden het Maijoraet te 64 verdeelen onder alle de staeken van 't maeghschap, Waerop U.E. 65 dat pas antwoorde, dat de rechter in zoodaen een' verwarringe, 66 veel eer geschaepen waere, zich te houden aen de naekte woordenGa naar eind66 67 van den Codicillateur, die bujten twijfel voor ons zijn. Ende dunkt 68 mij althans te speuren aen goede teekenen, dat dit gewislijk hetGa naar eind68 69 ooghmerk der voors vrienden is; hoe wel zij mijns gevoelens zich 70 niet eeven zeer tot verdejling van 't Majoraet zullen geneghenGa naar eind70 71 toonen. Verbejdende Uwer E. antwoordt, zoo haest als haere 72 bezigheden des lijden kunnen, beveel ik de zaek aen de voor- 73 zienighe zorghvuldighejt van U.E. ende in haere beste gunste, 74 Mijn' Heere, 75 Uwer E. 76 Verplichten, ootmoedighsten 77 dienaer 78 P C Hóóft. 77 Van den Hujze te Mujde, 78 9en Sep. 1637. | |
[pagina 962]
| |
79 Mê Joffrouwen Uwer E. gemaelinne ende dochter, zullen, met 80 Uwer E. goeden oorlof, hier vinden onze weldienstwillighe 81 gebiedenissen.
Over eventuele rechten van later gewettigde zonen tot het Majoraat. |
|