De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 806]
| |
797 Aen den Heere Johan D'Edel, Raedsheer 's hoofs van Hollandt.1 Ede &c.
2 Verwittight zijnde, hoe de zaek tussen mij ende Lambert Aeltszoon 3 van Eemenes, dienende voor U.Ed. ende mijnen heere de With, in 4 advis gehouden is, vind ik mij gepraemt door 't groot belang 5 der zelve, U.Ed. weldienstigh ende ootmoedelijk te verzoeken, om 6 de goede handt aen te houden, dat het gemelde advis op 't spoe- 7 dighste moghe gëujt werden. U.Ed. gelieve mij de vrijmoedighejt 8 dezes aenmoeijens, die mij van U.Ed. courtoisie ende eertijdsGa naar eind8 9 geproefde hoewel onverdiende geneghenhejt t' mijwaerts gegevenGa naar eind9 10 is, te vergeeven; ende gunstigh inzicht te neemen op deGa naar eind10 11 consequentie van dit stuk, zijnde zoodaenigh, dat, 't en zij de 12 voors Lambert Aeltszoon de sententie van Naerden voldoe bijGa naar eind12 13 provisie ende onder cautie, ik voortaen geschaepen ben, van alleGa naar eind13 14 gecondemneerdens gequelt te werden met appellatie, ende om een' 15 geringe boete, te draeghen de kosten van processen, daer dujzendenGa naar eind15 16 aen hangen. Ende in toeverlaet dat u Ed. zich gewaerdighen zal, 17 mij ook deze weldaedt te bewijzen, bid ik Godt den Almaghtighen, 18 U.Ed. met alle die haer lief zijn, in eere en voorspoedt altijds te 19 bewaeren, ende in haer beste gunste, 20 Ede &c. 21 Uwer Ed. 22 Onderdaenen, verplichten dienaer 23 P C Hóóft. 22 Van den Hujze te Mujden, 23 5 Julij 1636.
Verzoek aan een der raadsheren, voor wie de appèlzaak van Lambert Aeltszoon dient, om een uitspraak. Hooft legt de nadruk op het karakter van precedent dat deze zaak aankleeft. Vgl. 784. |
|