De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2

Tweede deel

Regelnummers proza verbergen

[p. 625]

693 A Monsieur, Mons^r Joost Baek, bij 't ouwde mannenhujs, in N^o 3, tot Amsterdam.

Loont.

1 Mons^r mon Frere,

2 Dank zij uwer E voor 't zorghen om den wijn. Ik houde mij ge-² 3 noegh verzien voor twee weeken, 't en zij ik dorstigher gasten 4 krijgh dan U E, die ik hoope dat met de pinxterbloemen zich eens⁴ 5 ontknoppen zal, om de blaeden van Tacitus beter dan de roem[-]⁵ 6 te klaeren. De godsvrucht zal daerentussen niet heel stilstae[-] 7 UE gelieft onzen nieuwen predikant te hooren, die zoo [-]⁷ 8 ingetoghen, en wel begaeft is, dat ik hem zie ons haest ontt[-] 9 eenen achtbaeren leeraer te worden, 't en zij hij ('t welk God [-]⁹ 10 't spreekwoordt der Franssen waer maekt, Jeusne heremite, vieux¹⁰ 11 diable. Wat gezelschap U.E. medebrengt, het zal welkoom zijn, 12 ende altijds

13 U.E.¹³

14 Verplichte dienstw^ste broeder

15 P C Hóóft.

Uitnodiging, speciaal om de voortreffelijke nieuwe dominee te Muiden te horen.

2 Ik houde...verzien: Ik beschouw mij als voldoende voorzien.

4 zich ontknoppen: in bloei raken (wederk. niet in WNT); met: tegelijk met.

5 om...klaeren: om het afschrijven van de Tacitusvertaling tot een beter eind te brengen dan de wijnglazen: Baak was blijkbaar een matig drinker (evenals Hooft zelf overigens).

7 onzen nieuwen predikant: onze nieuwe dominee (nl. J. Rulaeus, die in 1635 van Hauwert naar Muiden komt, in 1639 naar Rotterdam vertrekt en vandaar in 1646 naar Haarlem, overl. 1676. Vgl. 967.

9 Leeraer: dominee.

10 Jeusne etc.: Een jonge kluizenaar wordt een oude duivel.

13 U.E. Verplichte dienstw^ste broeder is predicaatsnomen.

Origineel. UBA. II C 13.42.
Hs. half enkel vel, opengescheurd, waarbij tekstverlies is ontstaan. Van Vloten emendeert aldus: r. 5 ers; r. 6 n zoo 't; r. 7 bescheiden; r. 8 rokken, en; r. 9 verhoede; hiervan worden bescheiden en verhoede niet gesteund door de ruimte en het eerste bovendien niet door het zichtbare stukje van de eerste letter; boven onttrokken verdient onttogen en de voorkeur.
Dat. De vermelding van de nieuwe predikant stelt de brief op 1635, de vermelding van Pinksteren en het terugverwijzen naar deze brief in die van 20 mei wijzen op de eerste helft van die maand. De plaatsing bij Hu. en vVl. in 1636 moet als onjuist beschouwd worden. Oorzaak daarvan is de plaatsing, door v. Papenbroek, in het recueil II C 13 tussen de brieven van 29 mei en 2 juli 1636.