De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 520]
| |
633 (C. Huygens aan P.C. Hooft.)1 Mijn Heere;
2 De Heere Calvart uijt Noordholland komende, daer hij aen-Ga naar eind2 3 genomen hadde Joffw Crombalgh mijnenthalven te begroeten, 4 vernam binnen Alckmaer hoe haer dochter in stervens nood lagh, 5 ende 'sanderen daeghs onderweghen, dat God haer den Vader totGa naar eind5 6 geselschapp geroepen hadde. Welcke tijding mij korts daeraenGa naar eind6 7 thuijs komende, was ick wel van meening U.E. schouderen bijdeGa naar eind7 8 mijne te hulpe te soecken, tot het dragen van die lijcken, hadde ickGa naar eind8 9 niet voorsien dat alle maren van Westfriesland door Zuijdholland 10 in Waterland te spade moeten komen. Ik sie het nu aen U.E.Ga naar eind10 11 schrijvens, ende blijve nochtans in wat berouws van voorkomen teGa naar eind11 12 zijn in de gemeenste plichten van vriendschapp. Aen 't ellendigh 13 hooft met soo schielicken donderslagh overvallen vervoordere ickGa naar eind13 14 mij noch gheen' hand te steken. De versche wonde heeft Tesseltjen 15 te ongevoeligh, mij te gevoeligh gemaeckt; haer om te hooren, 16 mij om te konnen spreken. Tusschen vier drooger ooghen zal ick 17 de reden te berde brengen, en sien hoese haer uijt mijn' handGa naar eind17 18 gevallen will. U.E., die sij toeschrijft wat sij behoort, moet sich hetGa naar eind18 19 spits bevolen laten wesen. Alle wij gregarij verlatend'er ons op.Ga naar eind19 20 Twee stucken van U.E. Historien lichte ick maer gisteren, met last,Ga naar eind20 21 ujt de Kamer van S. Exe died'er wel uren in besteedt heeft, met het 22 genoeghen dat U.E. uijt die omstandicheid alleen kan besluijten.Ga naar eind22 23 Ick zal 't ontleden met den monde, soo haest mijd'er het ongesieneGa naar eind23 24 geluck af gebeuren will. daer niemand met meer ijevers naer haecktGa naar eind24 25 als 26 Mijn Heere, 27 U.E. 28 ootmoedighe dienr 29 C Huijgens. 28 's Gravenhaghe, 29 den 3e Junii 1634.
Huygens geeft het bericht van het overlijden van Tesselschade's man en dochtertje, dat hij door tussenkomst van een vriend gekregen heeft, aan Hooft door. Hij hoopt dat deze de eerste wil zijn die Tesselschade deelneming betuigt; zelf durft hij nog geen gesprek met haar aan. - De Prins heeft twee stukken van de N.H. met belangstelling gelezen. |
|