De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 305]
| |
515 Aenden Heere Rentmr van Bewester Scheld Johan Reighersbergh, inden Haeghe.1 Mijn Heere,
2 In 't communiceren onzer deliberatie van eergister met d'andereGa naar eind2 3 vrienden, is zeer considerabel gevonden UEd. advis van zich niet 4 te verijlen dewijl men noch tijdt heeft, ende raedzaem, zonderGa naar eind4 5 eenigh verzuim van dien nochtans, op alle particularitejten vanGa naar eind5 6 't werk naeder berichtinge te zoeken, al vooren als tot volkomeneGa naar eind6 7 resolutie te komen. De welke genomen zijnde zullen UEd. zoo zijGa naar eind7 8 alsdan inden Haeghe zal wezen, ofte den H.Raedsheer UEd. 9 broeder, oft den geenen die 't UEd. zal gelieven te ordonneren daerGa naar eind9 10 af verwittighen. Maer gemerkt het niet bujten bedenken is, vanGa naar eind10 11 midlerwijle door enighen die gelijke intentie als d'onze mochten 12 hebben, te worden geprevenieert bij den Heere Prinsse, wort alhier 13 oorbaer gevonden Zijner Exe eenighe openinge vander zaeke te 14 doen, tot zoo verre toe dat wij verzekert waeren altijds 15 geprefereert te zijn voor anderen, ende nochtans in ons geheel totGa naar eind15 16 datmen finale resolutie zal genomen hebben. Ende alhoewel wij 17 hier meenen reden te hebben om te gelooven dat zijn' Exe niet 18 ongeneghen zal zijn om haer hazard in een deel der dijkadje te 19 loopen, oft het nochtans anders geviel ende zulx dat UEd. voor- 20 slagh van eenighe gratuitejt hadde te doen, zouden best achten zich 21 daermede niet zulx te eslargeren, oft het effect en waere om teGa naar eind21 22 moghen passeren de gegevene smaeke ende geconcipieerde hoope:Ga naar eind22 23 in voeghe dat, ons bedunkens niet hoogher en waere ujt te loven 24 als ter somme van 20 oft 25m.gl, voor 3m. morghen waters. Ende 25 zoudement daernae tot op 30m.gl moghen verbeteren. Doch is de 26 meeninge niet in 't minste daer boven te gaen. Hoe dit façoenlijkstGa naar eind26 27 ende met de beste gratie zij voor te draeghen, zal UEd. al te veelGa naar eind27 28 beter konnen oordeelen, naer haere discretie: waer toe wij ons 29 gedraeghen, ende verwachtende eerstdaeghs eenighe advertentieGa naar eind29 30 van 't geene UEd. hierinne zal hebben gehandelt, zal in alle 31 occasien trachten te bewijzen dat ick ben ende blijve 32 Mijn Heere, 33 UEd. 34 Ganschtoegeneghen dienaer 35 P C Hóóft. 35 Ujt Amsterdam, den xxxen 36 Martij, a 1632. | |
[pagina 306]
| |
Hooft polst de rentmeester van Zeeland Bewester Schelde over een grootscheepse indijking. Daarvoor was een octrooi van de Staten van Zeeland nodig, en dit werd alleen aan bezitters van een ambachtsheerlijkheid verleend. Hooft schijnt dus in een consortium te zitten waarvan ook een Zeeuwse ambachtsheer lid was. De omvang van het plan is zo groot, dat het alleen het verdronken land van Zuid-Beveland (ontstaan in deze tijd: de laatste bewoners vertrokken in 1634) kan hebben betroffen. Maar als er zo'n plan bestaan heeft, is het niet uitgevoerd. De vermelding van de Prins betreft waarschijnlijk zijn functie van Eerste Edele, waardoor hij in de Staten stem en invloed had. Men wil blijkbaar optie vragen (r. 13-15) en de Prins desgewenst aandeel in de onderneming geven. De waarschuwing tegen te ver gaande ‘gratuiteit’ kan op fiscale faciliteiten slaan, die bij dergelijke octrooien verleend plachten te worden. Ging men daarmee te ver, dan kon dit argwaan wekken ten aanzien van de waarde van het te verwerven land.Ga naar voetnoot* |
|