De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 137]
| |
422 (P.C. Hooft aan C. Huygens).1 Mijn Heere,
2 Waer ick zoo wel een overman vande geenen, die met deze soorteGa naar eind2 3 van kleenoodjen omgaen, als ick een van de gemeene gildebroedersGa naar eind3 4 ben, ick zoude mij wel statigh aentrekken 't verwijt van geen'Ga naar eind4 5 kladbeeken uijt diamanten te kenne. Noch is 't nae genoegh ver-Ga naar eind5 6 peutert, met mij voor zoo slecht aen te zien. Van droomen teGa naar eind6 7 vertolken, dat en belgh ick mij niet. Joseph beweez wel, datter zijn,Ga naar eind7 8 die beter 't ujtleggen, als 't uitlachchen verdienen. Als U Ed. ijetGa naar eind8 9 bevallijx ontfangt, vervecum ex patria, zoo 't zommighen achten,Ga naar eind9 10 wil het des met te quaeder ooghe niet aenzien, maer liever in goedeGa naar eind10 11 genegentheit den juwelier slachten, die (nae mij d'Heer VlaminghGa naar eind11 12 nu Burgermr alhier, eens vertrok) eenen schoonen steen, in Noor-Ga naar eind12 13 wegen oft dat gewest, gebooren, Borientael doopte, op dat ze zooGa naar eind13 14 nae in naem, als in wezen, den Orientael geleke. Ondertussen komtGa naar eind14 15 hier bij de Connestaggio weder te huijs, met dankzegging voor denGa naar eind15 16 dienst, dien hij mij bewezen heeft. 'Tis de pijne wel waerdt, datGa naar eind16 17 men hem Dujtsch leere kallen, doch in zommighe zaken wat beter, 18 dan hij Italiaensch spreekt. Want zeker, hij zeidt, dat ten tijde vanGa naar eind18 19 Coning Philips, geen' vervolghing om geloofssaeken in swangGa naar eind19 20 gink: dat nae 's Prinssen koomst tot Antwerpen, de preeke eerstGa naar eind20 21 ontrent die stadt begon; met eenighe doch weenighe gelijke mis- 22 slaeghen, die niet sloeren moghen: nochte, mijns oordeels, geenGa naar eind22 23 Nederlander, met overzetten behoort toe te staen. Doch ijder staetGa naar eind23 24 voor zich zelven te zorghen, en mij, dat altijds gaen moghe 25 Mijn Heer, voor 26 U Ed.Gestr: 27 Verplichtsten en toegedaensten dienaer 28 P:C:Hóóft. 27 Uit Amsterdam, 28 [j van Wijnmaendt.]
Hooft neemt het spel met ‘klabbeecker’ over, die hij van diamant beweert te kunnen onderscheiden, al is hij slechts een gewoon gildebroeder en geen gildemeester. Het woord ‘droomen’ neemt hij op om, met verwijzing naar Jozef, te | |
[pagina 138]
| |
betogen dat sommige dromen meer het uitleggen dan het uitlachen waard zijn. - De gedichten uit Friesland zal hij met bizondere genegenheid ontvangen. - Hij zendt Conestaggio in dank terug. Deze verdient vertaald en daarbij van sommige ernstige fouten gezuiverd te worden. |
|