Emblemata amatoria
(1983)–P.C. Hooft, C.G. Plemp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina V]
| |
aan Erna | |
[pagina VII]
| |
VerantwoordingDeze editie van de Emblemata amatoria is een late vrucht van de P.C. Hooft-herdenking in 1981. Op verzoek van de uitgeverij is de serie in facsimile weergegeven, naar een exemplaar van de eerste druk in mijn bezit. De uitgave is voorafgegaan door een met het oog op Hooft geschreven inleiding tot het genre van de liefdesemblematiek en een studie over de reeks zelf: haar ontstaan, de titelplaat, de voorrede, de platen, de op- en bijschriften, de bronnen. Van een specifiek bibliografisch en drukhistorisch onderzoek kon in dit bestek geen sprake zijn. Daarbij had immers ook de lyrische afdeling van het boek betrokken moeten worden. De facsimile's zelf zijn vergezeld van een woordverklaring bij de Nederlandse teksten en een opgave van de wijzigingen die in de Gedichten van 1636 zijn aangebracht, met uitzondering van de loutere spellingsvarianten (sub a.), en van een vertaling van de Latijnse en Franse motto's en disticha (sub b. en c.). De commentaren gaan uit van de problemen die elk embleem afzonderlijk stelt. Door hun complexiteit vergen de Emblemata en in het bijzonder hun picturae telkens weer een aangepaste toelichting.Ga naar voetnoot1 De systemen die de serie als geheel op een opvallende wijze structureren, zijn in de inleiding toegelicht. Tenzij dat in eventueel aangehaalde moderne edities niet het geval is, zijn al de geciteerde oude teksten diplomatisch weergegeven, d.w.z. met behoud van de interpunctie, van de schuine streep, van u en v, uu en vv en w, y, i en j. Een lange wordt evenwel vervangen door een s; de afkortingen zijn opgelost en cursief gedrukt. De embleemteksten van Heinsius zijn geciteerd naar de Emblemata amatoria van 1608.Ga naar voetnoot2 Om elke verwarring met de hier uitgegeven bundel te voorkomen, zijn we deze verzameling gemakkelijkheidshalve altijd Quaeris blijven noemen, naar het beginwoord van de titel van de eerste editie uit 1601. Motto's worden steeds in hun gedrukte en nooit in hun gegraveerde vorm aangehaald.Talrijk zijn zij die mij op een of andere wijze hebben geholpen. Mijn dank gaat in de eerste plaats uit naar Prof. Dr. A. Welkenhuysen (Leuven), die instond voor de vertaling van Plemps Latijnse epigrammen en die naar aanleiding daarvan ook enkele suggesties | |
[pagina VIII]
| |
deed voor de interpretatie. Dr. P. Tuynman (Amsterdam) stelde me zijn rijke documentatie over de Emblemata ter beschikking. Mijn collega W. Vermeer uit Utrecht ben ik zeer dankbaar voor de gulheid waarmee hij mij in zijn grondige kennis van de bundel heeft laten delen. Hij was het die de mysterieuze achtergrond van het vierde plaatje heeft ontraadseld. Zeer erkentelijk ben ik ook Prof. A. Keersmaekers (Antwerpen) voor de open aanmerkingen die hij bij het manuscript heeft gemaakt, mijn leermeester Prof. Rombauts en de Heer H. de Jonghe uit Brugge. Een geestigheid die de liefdesembleemdichters in de opdrachten van hun bundels graag debiteren, luidt dat zij door Cupido zijn verschalkt. Ik geef toe dat die bekentenis mij geruststelt, want de opvallendste resultaten van dit boek zijn beslist de vele vraagtekens. Hopelijk zullen die op andere onderzoekers een even stimulerende uitwerking hebben, als de charmante Afbeeldinghen van minne, waarmee Hooft zijn eerste gedrukte poëziebundel heeft geopend, mij hebben kunnen bekoren.
Leuven, december 1981. |
|