De kikkers en de ganzen
(1920)–Henr. de Holl– Auteursrecht onbekend
[pagina 5]
| |
[pagina 6]
| |
[pagina 7]
| |
Trip, trap, in-het-gras,
Kijk de gansjes stappen!
Die houden ook van dans en spel,
Zoo'n dansje, dat bevalt hun wel,
En dol zijn ze op grappen.
Een, twee, in-de-maat,
toon dat je kunt dansen.
De pootjes netjes neer gezet,
De kopjes schuin en wat koket,
Dat hoort zoo bij ons ganzen.
| |
[pagina 8]
| |
[pagina 9]
| |
Rek, kek, wie-zijn-dat,
komen die ook feesten?
Wat hebben ze een gekke snuit,
Zoo roept een jonge kikker uit,
O, wat een enge beesten.
O, o, dat-is-naar,’
zoo zuchten alle kikkers.
‘Wij zingen graag den heelen dag,
Voor volkje van ons eigen slag,
Maar niet voor zulke dikkers.’
| |
[pagina 10]
| |
[pagina 11]
| |
Wip, wap, in-de-sloot,
springt het heele zootje.
Ze houden zich als muizen stil,
Ze gluren uit het kikkerdril
En lachen in hun pootje.
| |
[pagina 12]
| |
Gak, gak, zie-je-dat,
weg zijn ze geloopen!
Ze lijken wel wat bang voor ons,
Dat komt misschien wel van ons dons,
Dat kunnen zij niet koopen.
Gak, gak, weet-je-wat,
kikkers zijn niet deftig.
Ze maken wel veel jool en pret,
Maar dat is toch voor ons niet net,
Ze zijn ons veel te heftig.
| |
[pagina 13]
| |
[pagina 14]
| |
Weg, weg, sliep-ze-uit,
nu een rondedansje!
Wij kikkeren van kikkersteen,
Wij hebben 't rijk nu weer alleen,
En lachen om zoo'n gansje.
| |
[pagina 15]
| |
[pagina 16]
| |
Kom, kom, kin-ders-hier,
nu is 't uit met springen!
Nu breekt de tijd van slapen aan,
Nu moet je zoet naar bed toe gaan,
Wij zullen nog wat zingen.
Wrok, wrok, rek-kek-kek,
hoor de ouden kwaken!
De jongen liggen nu in bed,
Ze droomen zalig van de pret,
Die morgen zij weer maken.
| |
[pagina 17]
| |
[pagina 18]
| |
Ha, ha, kijk-eens-goed,
zie je wat ze droomen,
Ze zijn voor gansjes niet meer bang,
Al zijn die halzen nog zoo lang,
Ze durven, nu ze droomen!
| |
[pagina 19]
| |
|