Een nieuw aardig prentenboek(ca. 1885)–Heinrich Hoffmann– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 21] [p. 21] De Geschiedenis van Philip den Schommelaar. Van der spreekt, op strengen toon, Tot zijn kleinen, wilden zoon: ‘'k Hoop dat Philip nu eens stil Aan de tafel zitten wil!’ En zijn moeder fluistert zacht: ‘Geef op 's vaders woorden acht! Doe ons heden geen verdriet!’ Maar de knaap gehoorzaamt niet; Hij holdert En boldert, Hij rommelt En schommelt, Met zijn stoel al heen en weêr: ‘Philip! dat mishaagt mij zeer! Ziet eens, kind'ren! op deez' plaat, Hoe het Philip verder gaat: Door zijn schoom'len heen en weêr Valt hij met de stoel ter neêr. En, bij 't achteroverslaan, Gijpt hij angstig 't laken aan; Maar, wie heeft het ooit gezien? 't Laken en de soep-terrien, Vorken, lepels, flesch en glas, En al wat er verder was, Vallen ramm'lend naar beneên, Op en om den jongen heen. [pagina 23] [p. 23] Onder 't laken ligt hij neêr; Al zijn leden doen hem zeer. Hoort eens naar zijn bang geroep ‘Moeder, ach! die heete soep Heeft mijn heele been verbrand, O, hoe zeer doet mij mijn hand Och! mijn neus doet mij zoo'n pijn Zou hij ook gebroken zijn?’ Maar zijn vader vol van spijt Om zijn ongehoorzaamheid, Beurt hem op en zegt: ‘mijn zoon! Gij hebt uw verdiende loon. Kind'ren, die ondeugend zijn, Lijden dikwijls smart en pijn; Wees voortaan dus niet meer stout Maar, opdat gij 't wel onthoud Neem ik u nog tot uw straf, Al uw mooie speelgoed af.’ Vorige