Een aardig prentenboek met leerzame vertellingen, naar het beroemde Hoogduitsche kinderwerk 'Der Struwwelpeter' voor Nederlandsche jongens en meisjes bewerkt(ca. 1860-1870)–Heinrich Hoffmann– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] De Geschiedenis van den wilden Jager. Eens trok de wilde jagersman Zijn grasgroen jagersrokje an, Nam zijn geweer en ook zijn tasch, En deed voor de oogen 't brille-glas. Toen zocht hij in de velden rond, Of hij daar niet een haasje vond; - Maar 't haasje schuilde in 't groene kruid En lachte stil den jager uit. Doch eind'lijk werd de zon zoo heet, De jager was zoo nat van 't zweet; Hij vleide zich in 't lommer neêr, En op den grond lag hij 't geweer. Nu had de jager 't naar zijn zin, En daarom sliep hij spoedig in; Dat zag de haas, - die slimme guit, Die kroop toen zachtkens uit het kruid, Hij nam 't geweer weg en den bril En hield zich als een muis zoo stil. [pagina t.o. 10] [p. t.o. 10] [pagina t.o. 11] [p. t.o. 11] [pagina 11] [p. 11] Fluks had het haasje, voor de pret, Den bril zich op den neus gezet, En leî 't geweer, welk stout bestaan! Manmoedig op den jager aan. Wat was die arme man bevreesd! Nog nooit was hij zoo bang geweest; Hij nam de vlugt, en riep: ‘Och! Och! Mijn lieve menschen, helpt mij toch!’ De jager liep door 't groene gras, Totdat hij bij zijn woning was; - Daar sprong de man, met pak en zak, Voorover in den regenbak. 't Was juist bij tijds, want eensklaps: - ‘paf! -’ Daar schoot de haas zijn snaphaan af. Voor 't venster zat de jagersvrouw, Die juist haar koffij drinken zou; Maar toen de haas had losgebrand, Schoot hij haar 't kopje uit de hand; En ziet! - vlak bij den regenbak, Daar zat in 't gras, op zijn gemak, Het zoontje van den grooten haas; - Dien armen, kleinen springersbaas Werd al het heete koffijnat, Pardoes! - op kop en neus gespat. Hij gaf een gil, - zijn pijn was groot, - En 's avonds was het haasje dood. Vorige Volgende