Horae Belgicae(1968)–A.H. Hoffmann von Fallersleben– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende CXCVI. ¶ Een nyeu liedeken 1.[regelnummer] JC heb de werelt seer bemint Si heeft mi heel van god getogen Nv heb ick ooc al versint Hoe mi die werelt heeft bedrogen. O god het is in v vermoghen. Wilt mi nv ontfermen noch O valsche werelt ghi hebt my al geloghen Jn v en is niet dan bedroch 2.[regelnummer] O werelt ghi sijt toch een partie Teghens god het is claer beseuen [pagina 302] [p. 302] Want nijdicheyt en houerdie Sijn ter werelt al verheuen. Niemant en soecket dat eewich leuen. Dat mach ic wel segghen noch O valsche werelt ic heb v wel beseuen Jn v en is niet dan bedroch 3.[regelnummer] Gulsicheyt en ouerdaet. En zijn nv ter werelt al gheen sonden Ouerspel seer fornicaet Al zijn de ouer al gheuonden Om gelt om goet ontbintmen alle sonden dat mach ick wel segghen noch O valsche werelt als ick v wel duergronde Jn v en is niet dan bedroch 4.[regelnummer] Als ick die werelt wel besie En bekenne haer ghebreken Laet ons dan tot christum vlien Ende werelt heel versteken Aen hem en sal ons niet gebreken Want hi is der menschen soch O valsche werelt ick heb v al duerkeken Jn v en is niet dan bedroch 5.[regelnummer] O Hemelsche vader ghebenedijt Wilt mi van dit vlees verlaten dat wi door cristum werden beurijdt want wi zijn al broossche vaten De werelt met haren ondersaten Heeft mi nv beuangen noch. O valsche werelt ten mach v niet baten. Jn v en is niet dan bedroch 6.[regelnummer] O Vader inder eewicheyt wilt mi uwen gheest ingheuen De werelt heeft mi heel verleet Si doet mi na den vleessche leuen. Het wele de siele brenct in sneuen Verloren inder hellen troch [pagina 303] [p. 303] O valsche werelt ic heb v claer beseuen Jn v en is niet dan bedroch Vorige Volgende