Horae Belgicae(1968)–A.H. Hoffmann von Fallersleben– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 221] [p. 221] CXLVIII. ¶ Een oudt liedeken. 1.[regelnummer] TJs al verkeert dat plach te zijn genoecht solaes myns herten vruecht dat heeft ghedaen haer scheydens pijn God wilse bewaren die suyuer iuecht Herte ende sin is onuerhuecht God heeft mijn liefste boel gehaelt Al is den wijn claer int aenschijn Jn mijn herte is hi verschaelt 2.[regelnummer] Die nachtegale ende die leeuwercken die bloemkens die aender heyden staen Trompen, luyten ende harpen En moghen van mi gheen vruecht ontfaen dat scheyden heuet mi al ghedaen Jck ben een haueloos ruyterken Jn Venus pijsoen ben ic gheuaen dus moet ic trueren al dleuen mijn 3.[regelnummer] Rijck god ick ben mijns leuens moe Jnt herte lijde ick heymelijck dooghen Eet ick, drinck ic wat ic doe dat is met twee beweende ooghen Hoe soude ic connen vruecht betooghen. God heeft benomen mijn liefste ghenoot die liefste had ic so diepe ghesooghen Tis mi rouwe tot in mijn doot 4.[regelnummer] Tvergaderen en was noeyt so soet Het scheyden en is veel meerder pijn die niet en weten mijnen noot Hoe soude hi kennen dat herte mijn Want hier te zijn is cort termijn Al ligghen wi hier in blancken armen Ten eynde moet al gescheyden zijn God wil haer lieue siele ontfermen 5.[regelnummer] Och rijck heer god en waert geen sonde. Ouer v riepe ic veel meer dan moort [pagina 222] [p. 222] Ghi hebt mijn liefste lief gheuonden Weest doch haerder armer sielen confoort Ghenadich god ick bidde v voort Om haren wille mijn herte sneeft Op rechter minne was ic gestoort Jc bidde v dat ghijt mi vergheeft 6.[regelnummer] Mi heeft ghedroomt so menighen droom dat niet en is dat mach noch zijn Al in die stadt van Room Daer leyt begrauen die liefste mijn Op gods acker alst is aenschijn daer droegense die ruyters vander banck. Jc schencte hem lieden den coelen wijn Si wistens mi also grooten danck Vorige Volgende