Horae Belgicae(1968)–A.H. Hoffmann von Fallersleben– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende LXXV. ¶ Een nieu liedeken. 1.[regelnummer] HEt daget inden oosten Het lichtet ouer al Wie verholen wilt vrien die en slapet niet te lanc 2.[regelnummer] Wie verholen wil vrien Op goede gestadicheyt Hout twachterken te vriende so en schiet hem ia gheen leyt. 3.[regelnummer] Daer lach een waerde vrouwe. Al op haer camer en sliep. Si was so seer versaget si en consten gherusten niet. 4.[regelnummer] En versaecht v niet so seere Mijn alder soetste lief Jc ben een iongelinc schoone Jc heb v van herten lief 5.[regelnummer] Sidy een iongelinc schoone Och wiste ic dat voorwaer. Jc sou myn ionc herte dwingen Mijn trueren waer al gedaen 6.[regelnummer] Hi namse in sinen armen. Hi swanckse al in dat gras. daer laghen si twee verborgen Tot dat scheen den lichten dach. 7.[regelnummer] Wi twee wi moeten sceyden. Het moet gescheyden zijn die wachter blaest sinen horen Jck sie den dach int scijn [pagina 113] [p. 113] 8.[regelnummer] Jc en weet van gheenen dage Noch van geenen manen schijn Ghi zijt die morghen sterre Ghi verhuecht dat herte mijn 9.[regelnummer] Och die dit liedeken dichte. Dat was een ruyter fijn Hi heuet ghesongen so lichte Te Campen al inden wijn Vorige Volgende