Voorwoord
Mensen die het goed met mij menen, hebben mij afgeraden dit boek te schrijven en te doen uitgeven, vanwege het hierin opgenomen en besproken relaas van een ME-er.
Mensen die het goed met mij menen, hebben mij aangeraden dit boek te schrijven en te doen uitgeven, onder meer vanwege het hierin opgenomen en besproken relaas van een ME-er.
Eerstgenoemde mensen, de afraders, menen dat het schrijven gevaarlijk zou kunnen zijn voor mijn persoon. Het zou - zo menen zij - iemand die zowel de krakers als de politie en het vervolgingsorgaan kritisch beschrijft, lastig gemaakt kunnen worden.
De aanraders menen daarentegen dat niet-schrijven gevaarlijk zou kunnen zijn voor de rechtsstaat, het democratisch gehalte en de vrijheid van spreken in onze samenleving. Dat komt mij wat overdreven voor. Ik kan het er wel mee eens zijn dat het gevoel, in een rechtsstaat en een democratie te leven, enigermate zou worden aangetast door de beslissing om iets niet bekend te maken uit vrees voor de almacht van het staatsapparaat.
Een samenleving kan zich wellicht een kleine ‘conspiracy of silence’ permitteren. Een schrijver kan zich echter niet veroorloven, een beetje niet-te-schrijven. Want - dat ben ik met Vinkenoog eens -: een beetje censuur is net zoiets als een beetje zwanger, zelfs wanneer het een relaas betreft over een gebeuren waarvan de mogelijkheid bestaat dat het niet precies zo