Nieuwe versjes(1913)–Marie Hildebrandt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] De vergissing. ‘O Mina, mijn kleintje - je moest het eens zien, Ze wordt al zoo grappig, zoo wijs, lieve Mien! Ze lacht en ze praat al een beetje. Ik rijd haar den heelen dag buiten in 't rond, Ze wordt van de lucht hier zoo flink en gezond, Die is zoo versterkend, dat weet je!’ En Mina komt dicht bij het wagentje staan, Stil wil ze eens eventjes gluren, Heel zachtjes, heel zachtjes, heel eventjes maar, Want zijn ze eens wakker, dan duurt het, 't is waar, Soms voor ze in slaap zijn, weer uren. Voorzichtig trekt moedertje 't spreitje wat weg, Maar, hemeltjelief, is dat schrikken! ‘Ach Mien,’ roept ze uit en ook Mien schrikt terdeeg, Want - stel je eens voor, zeg, de wagen is leeg, Geen kindje om tegen te knikken...... Wat was er gebeurd - want dat moet je toch weten - Wel, 't kind zat nog thuis: moeder had het vergeten. [pagina 3] [p. 3] Vorige Volgende