Nieuwe liedekens (onder pseudoniem G. Hendrikssone)(1861)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] Kinderzang. Wen ik schoone bloemen zie uit der aarde spruiten, en de blijde vogels hoor tierelieren, fluiten, 'k val dan op mijn kniekens neêr en ik dank den goeden Heer. Zie ik zelfs het klein gediert naarstig zwoegen, werken, 'k voele door dit wonder zicht mijne vlijt versterken. Moeder zegt ook, steeds zoo zoet, 't werken maakt de menschen goed. Zie ik 's avonds in het ruim sterkens heimlijk pinken, 'k denke, dit zijn engelkens, die ginds zalig blinken, die eens waren hier op aard 'kindjens, braaf en liefdewaard. [pagina 78] [p. 78] k Denke, dit zijn engelkens die hier moesten lijden, en nu in den hemelglans zweven, zich verblijden, wijl hun vrolijk aangezicht hulpzaam door het duister licht. Rust ik dan in 't zachte bed, 'k murmel onder 't droomen: God, laat in elk kinderhert. milde liefde stroomen, opdat 't rijke 't arme kind als zijn broederken bemint. Glinstert uit het kleurig oost 't zonnelicht mij tegen, vloeit de goudgloed als de lucht over heg en wegen, 'k spring uit 't bed en 'k zing mijn lied: Heer, vergeet mijn droomen niet! Vorige Volgende