Liederen voor groote en kleine kinderen(1879)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] LX. - Vogelzang. Mijn vader ging naar 't veld, toen 't nachtgeschemel Nog kampte met den morgengloed, Waar, stijgend in den wolkenloozen hemel, De leeuwerik den dag begroet. Mijn vader weet, waar 't vogeldeuntje helder klinkt, En waar het vrij uit frissche kelen rolt en springt; Hij weet, waar hij ons henen moet geleiden, Ja, waar de zang in 't herte dringt. En toen hij 's middags voor het zonnebranden, In 't geurig boschje schaduw vondt, Dan was 't de lijster die hem allerhanden Bezielde klanken vroolijk zond. Mijn vader weet, enz. enz. En 's avonds bij de zachte manestralen, Die tintlen op het kreupelhout, Hoe toovrend trilt de zang der nachtegalen; Hoe teer en droef, hoe hoog en stout! Mijn vader weet, enz. enz. Wanneer ik dwalensmoê naar huis gekomen Dan slapen ga, welk hemelsch lied Verneem ik nog in mijne tooverdroomen; O vogelzang, 'k vergeet u niet! Mijn vader weet, enz. enz. Vorige Volgende