Emblemata. Vol-sinnighe uytbeelsels(1615)–Zacharias Heyns– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio C2v] [fol. C2v] 56. Qui me alit, me extinguit. De wint daer mede de tortse wort onsteken De selue weder blust, oft doet tot niet verleken, Soo gaet het met de liefd de liefd is eenen brand, Die my de sinnen scherpt en roouet ouer hand, Sy is een soete smert nochtans seer swaer om dragen, Dies gaen ick hier en daer om mijnen noot te clagen, Doch, moet weer na den brant: de gene diet my doet Als oorsaeck van mijn vyer, mijn vyer ooc blussen moet. Vorige Volgende