Const-thoonende juweel(1607)–Zacharias Heyns– AuteursrechtvrijBij de loflijcke stadt Haerlem, ten versoecke van Trou moet blijcken, in't licht gebracht Vorige Volgende [Folio Aaa4v] [fol. Aaa4v] [De Goutblomkens van Govda] Haerlem tot die van Gouda. Ick acht Lucullus en Epicurus by hun leven In hun leckere Sardanaplitaensche maeltijden snoot, So grooten wellust des lichaems niet can aencleven, Of de wellust welcke doort 'tghesicht der ooghen bloot Insluypende is in't hert, is immers wel soo groot, Sodanighe smaeck ick nu door dijn constrijck vertoonen, O Goutbloemkens die wel schijnt opghevoet in Musas schoot, Dies weest welghecomen en g'looft voorts in verschoonen 't Geen gh' vvt ionst begrepen hebt sal ick met woecker loonen. Antwoordt. Ghelijck als in voortijden deden Jacobs sonen, Welcke vriend'lijck waren ontfangen in Egyptenlant, Daer sy groote danckbaerheyt ginghen betonen, So doen wy tegenwoordich mede inde stat Haerlem constant, V toeschrijvende loflijck prijs, als Goudtbloomkens playsant, Door reden soetluydich) sulcx in ons der natueren ganc baert, Ende VVT jonsten begrepen is, niet sonder oorsake want 'tGheschiet de Magistraet ter eeren, die voert 'tvierghesterde blanck // swaert, Dies geven wy u lof, want sulcken welcomen is veel danck // waert. Vorige Volgende