Const-thoonende juweel(1607)–Zacharias Heyns– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio L2r] [fol. L2r] [De roo Roosen van Schiedam] Haerlem tot die van Schiedam. Ghelijc een Schip in't midden der mensch verslindende zee woedich, Door Neptuni, Aeoly en Iovis grammich ghewelt, Soo fel angevochten dat niet alleen het volck mismoedich, Maer selfs de Schiplien, met sulcken angst en vrees verselt, Dat voor uyterste toevlucht, met knyen neerghevelt en gevouwen handen, elc schreyt tot God met tranen clachtich, Soo swaerlijck elck dan wenscht om in vryheyt te sijn gestelt: Heb ick oock gewenscht dijn comst o Roo Roosen eendrachtich, Weest welcom dan, ghy die Aensiet de joncheyt onmachtich. Antwoordt. V Hertelijck versoocken sijn wy Roo Roosen gedachtich, En bedancken u Haerlem hier gheseten op den troon der consten, met u broeders en susters eendrachtich, Van u vrund'lick welcoom met consten schoon, Daer van ghy draecht als edel Maecht die croon, Die u oock behoort, door u eloquente reden. Dus een open danckbaer herte moet zijn u loon, En Aensiet de joncheyt, naer Retorices seden, Wy sullen Trou doen blijcken met ons in-treden. Vorige Volgende