In de cocoscultuur.
De ‘stamboorders’ (Castnia daedalus) laten tal van oppervlakkige en diepe gangen aan de stam van de cocospalm achter. In de regentijd blijft in deze gangen en boorgaten in het palmhout water zitten en er begint een lichte rotting van het palmhout. De termieten gebruiken dan zo een gang voor het nestelen. Zij beginnen in het verse palmhout hun gangen te vreten, en vreten de stam van binnen uit. In het uitgevreten gedeelte bouwen ze hun nest. Bekijkt men de palm uiterlijk, dan ziet men enkele verouderde gangen van termieten, terwijl het nest in de palm zit.
Soms kan men gedeeltelijk het nest uit de stam zien uitpuilen. Zulke palmen dragen vrij dikwijls voze vruchten die bekend zijn onder de inlandse naam ‘man-kronto’ d.w.z. ‘manlijke cocosnoot’. Deze vruchten bestaan enkel uit bast zonder noot.
In de coco-palmen (Cocos nucifera. L.) treedt de ‘Nasutitermes surinamensis. Holmgren’ ook als ‘primaire’ aantaster op. De primaire’ aantasting vindt veelal plaats aan de voet van de stam of iets hoger aan de stam. Men ziet in dit geval steeds het bolvormige of ovale nest tegen de stam zitten. Soms vreten de ter-