In de citrus cultuur
De ‘Coptotermes marabitanas. Hagen’ tast de sinaasappelbomen (Citrus sinensis. Osbeck) en oranjebomen (Citrus auratium L.) ‘primair’ aan. Zij nestelen zich in de grond onder de reeds genoemde bomen hun wortels, en vreten zich vandaar in de stam van de levende boom in. Langzaam vreten ze het binnenste van de stam uit en bouwen in de uitgevreten ruimte hun nest. Dit uitvreten kan bij grote bomen een hoogte van 3 1/2 meter bereiken. Hebben deze termieten de stam door uitgevreten tot waar de eerste takken zich bevinden, dan vreten zij verder door, indien de takken dik genoeg zijn.
De aangetaste boom vertoont een eenzijdige afbrokkeling van haar schors.
Naar gelang, tot welke hoogte het nest zich in de stam bevindt, scheurt en brokkelt de schors van de stamaf. Na afbrolleling is het hout van de stam zwartachtig en vertoond een zwartachtige soms ook witte schimel.
Men zou zonder nader onderzoek, op het oog af vermemen, dat de afbrokkeling van de schors onderhevig zou zijn aan een schimmelaantasting.
Als men dit zwart geworden hout van de stam openbreekt, ziet men dat de stam geheel uitgevreten is. En nog maar van 6,00-6.50 mm. dik hout omgeven is. De kant waar de afbrokkeling plaats vond is het nog gave hout het dunst. Het hout rot weg door gevolg van weersinvloeden.
De termieten bouwen een dikke schors van zand bij het weggerot gedeelte en nog een stuk onder het hout verder door. Deze zandschors, die het nest aan de open plekken omsluit, wordt 5cm-20cm dik.
Deze zelfde dikte kon ik zien aan bomen in het woud. Het gevolg