Beschryving der nieuwlijks uitgevonden en geoctrojeerde slang-brand-spuiten, en haare wyze van brand-blussen, tegenwoordig binnen Amsterdam in gebruik zijnde
(1968)–Jan van der Heyden– Auteursrechtelijk beschermdIn Wyk No. 60. Staat de Brand-spuit by d'Amstel-Kerk.En moet werden uitgebracht na den Brand, als die komt te ontstaan in het deel van de Stad, begreepen in den volgenden omtrek, te weten: Den Binnen-Amstel, Stads-Wallen, Spiegel-graft, Spiegel-straat, Heere graft, en Oude Vyzel-straat, tot den Binnen-Amstel voornoemt.
De Brand-Emmers zyn op de navolgende plaatsen.
Hier van werd aan de Brandmeesters, Assistenten, en ieder der Aangestelden, een gedrukte Copye gegeeven; met uit drukkelyk verbod van haar Spuit elders buiten den gemelden omtrek te brengen of in 't werk te stellen, ten zy op speciale ordre van de generaale Brandmeesters; buiten welke zy ook, in dit geval, geen recht tot de premien hebben. Door dit middel werd niet alleen te weeg gebracht, dat waar brand voorvalt altijt stiptelyk de ses naaste Spuiten, zonder meer, by koomen, maar ook dat schoon kort daar aan weer brand ontstaat, (gelyk ons zulks verscheide reizen, zelf tot drie maalen toe op een dag, en wel in hard vriezend weer, gebeurt is,) altyd weder andere en verste Spuiten gereed zyn en bygebracht worden. Hier om heeft men ook geen brand-stichteryen, schoonze op veel plaatsen te gelyk werden aangerecht, in 't minst te vreezen; dewyl over al van zelve, (zonder dat men 't op die tyt heeft te gaan bezorgen, 't welk dikmaals om de verwarring niet doenlyk zou zyn) een genoegzaam getal van Spuiten en volk ordentlyk zouden bykomen, en de blussing overal te gelyk bequamelyk verricht worden. | |||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||
De plaatzing der Brand Emmers, voegt men 'er meede by, ten einde een iegelyk die,Ga naar margenoot+ zo zy ze van nooden hadden, gemaklyk zouden konnen vinden. En deeze die tegenwoordig niet anders dienen als om 't water voor de Brandspuiten uit de burgwallen te scheppen en in de Waterzakken over te gieten, zijn meede over al door de Stad, zo in de Kerken en Godshuizen, als tussen beyde in voorname Burgerhuizen geplaatst, en maken te zamen een getal uit van omtrent 7000. Emmers, zijnde ruim het vierdedeel van die 'er te vooren waaren. En ten eynde met te meerder yver en wakkerheit, by 't ontstaan van brand, deGa naar margenoot+ Brandspuiten ten spoedigste by den brand gebracht en te werk gestelt zouden worden, zijn'er premien gestelt voor de Aangesteldens, die haare Spuiten d'eerste, tweede en derde by den brand ter gang brengen. Te weeten, voor de eerste vijsentwintig guldens, voor de tweede sestien, en voor de derde tien gulden. Maar van alle zwaare branden, of die uitterlijk komen uit te slaan, werden de zelve premien dubbelt betaalt,Ga naar margenoot+ zo wel om datze dan meerder werk hebben aan 't blussen, als wel voornamelijk dat de kleyne branden, welk men zo dra ze ontstaan gewaar word, meesten tijd door een kleyn getal der Aangesteldens, die zich dan gereedst by de hand vinden.geblust worden, en de geheele premie onder zich deelen; daar in tegendeel by zwaarder branden, waar van 't gerucht zich haastiger en verder verspreyd, meest alle d'Aangesteldens by komen, en gevolglijk de deeling voor hen te kleyn zou vallen. De gemelde premien werden ook enkelt betaalt als de Spuit by den brand geweest is terwijlze noch duurt, schoon de zelve zo klein was datse middelerwijl door andere middelen wierd gestuit en bemachtigt, en men daarom, de Spuit daar zijnde, goet gevonden had de zelve niet te werk te stellen. 't Welk gedaan wordt, niet alleen om dat het billijk is als d'Aangesteldens, op openbaar gerucht, haar Spuit aanbrengen en tot zo ver haaren iever toonen, dat zy het gestelde loon voor haare moeite genieten, maar ook om dat zy niet buiten nootzakelijkheit haare Spuiten zouden te werk stellen, en de huizen en goederen nat maken; 't welk niets uitrechten kan als de Eigenaars onnoodige schaade te veroorzaaken die men liefst voorkomt. En worden de premienGa naar margenoot+ in 't eerste geval genooten by die Bevelhebbers en haar onderhoorige, die den brand hebben helpen blussen, zonder dat d'andere, die komen als den brand geblust is, iets daar van genieten; en in 't tweede geval by die gene die de Spuit by den brand hebben gebracht en gereet gemaakt. De gemelde premien werden, kort na 't blussen van den brand, door de Heeren ThesaurierenGa naar margenoot+ Ordinaris aan de respective Brandmeesters betaalt, dieze dan onder haar volck uitdeelen: maar dewijl d'ongelukken van brand doorgaans meest alleen ontstaan uit onachtzaamheid van de Bewoonders; en niets reedelijker noch billijker is, als dat die geene door wiens schuld het ongeluk werd veroorzaakt, de onkosten die om hem te redden en tot weering van meerder schade werden aangewend, drage, vermogen gemeldeGa naar margenoot+ Heeren gelijke somme by prompte en parate Executie, zonder eenige formaliteiten van Proces, weder te eysten en te repeteeren van den Bewoonder van 't Huys daar in de brand is ontstaan. Zo dra 'er brand in iemands huis ontstaat, is de Bewoonder van 't zelve huisGa naar margenoot+ verplicht op een boete van vyfentwintig gulden, opentlijk en eer als alle andere den brand op straat uyt te roepen; ten einde niemand zou trachten de zelve te heelen, om middelerwijle te zekerder zijn goederen te bergen, en daar door zyne Buuren in meerder gevaar te stellen; waar door voormaals zwaare rampen zijn geleeden. De brand by nacht voorvallende, zijn de Trompetters (welke op alle Toorens zijn,Ga naar margenoot+ en op 't ontstaan van brand letten) niet alleen gehouden brand te blaazen, maar ook moeten de Trompetters, van de naast aan den brand geleegen Toorn (op een boere van twaalf gulden) licht uit steeken; waar toe altijd drie Lantaarens met kaarsen daar in op ieder Toorn gereet werden gehouden: daar af zy twee zetten op de zijde na den brand toe, en een 'er regt after, om dus met eenen de plaats van den brand aan te wijzen. De naast by den brand wakende Ratel of Klapperwachts zijn gelast, nevens het uitroepenGa naar margenoot+ van brand, mede uit te roepen de plaats daar de zelve is ontstaan; 't welk de naastvolgende Ratelwagts, van den een tot den ander, telkens moeten volgen en continueren. Welk roepen zy overal, en inzonderheid op de plaatzen daar luiden tot de Spuiten aangesteld woonen, moeten doen: op poene van by nalatigheid de boete, die de Aangesteldens, door 't verzuim van roepen, komen te verbeuren, zelfs te moeten betalen. Op gelijke poene moeten zy ook aanstonds de Brandmeesters en haar Assistenten opkloppen: waar toe haar een notitie van derzelver namen en woonplaatzen word gege- | |||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||
ven, en in haar Wachtplaatzen opgehangen; zonder dat zy echter daar voor eenig loon mogen eyschen. De Stads Brand-emmers die naast by den Brand zyn geplaatst, worden aanstonds, byGa naar margenoot+ die geene in welkers bewaring zy zyn, uytgegeeven, of op de stoep gezet, en van de voorby gaande meede na den brand genomen. De Brandmeesters, voorzien met haar Stok, nevens hare Assistenten, en alle d'andereGa naar margenoot+ Aangesteldens tot de Brandspuiten, hebben zich op 't eerste gerucht van brand, 't zy waarze ontstaat, te begeeven by haar Spuit, en met dezelve aanstonds na den brand. Doch zo haar bekent word dat de brand is buiten haar district, moeten de Brandmeesters aanstonds de Aangesteldens, die geen Gilde-broeders zyn, met de Spuit te rug zenden, of noch niet uit zynde, by de Spuit op haar plaats laaten blyven: en een van hen zich aanstonds, met al haar onderhebbende Gilde-broeders, begeeven na den brand, om aldaar te helpen die in 't werk zyn; inzonderheit met water te scheppen om de Spuiten te vullen, waar aan men doorgaans 't meeste gebrek vind, dewyl de toeloop van 't volk altyd dicht by den brand is, en de waterkanten leedig blyven. Ten welken einde zy haar altyt aanstonts by 't naaste water hebben te vervoegen; waar na toe haar ook de naakomende moeten volgen. De Assistenten moeten in 't werk van brandblussen, de Brandmeesters; en alle andere Aangesteldens, de Brandmeesters en Assistenten gehoorzamen, en volbrengen 't geene haar van de zelve word gelast; op een boete van drie guldens, of meerder naar vereisch van zaaken. Verder hebben zy gezamentlijk omtrent het te werk stellen van de Spuiten, en de geheele blussing zich te gedraagen na het geene haar desweege, ter tyd alste in 't gebruik der Spuiten werden onderrecht, door de generaale Brandmeesters werd aangeweezen; en by schriftelijke Instructien, passende op die soort van Spuiten en bygereedschappen welke wy gebruyken, opgegeeven. De generale Brandmeesters zyn mede gehouden, by 't ontstaan van brand, met deGa naar margenoot+ uiterste spoet zich derwaarts te begeeven. Ten welken eynde de aansteekers van Stads Lantaarens, die een getal van hondert en twintig menschen uitmaaken en door de geheele Stad verspreid woonen, gelast zyn, hen op 't eerste gerucht daadelijk daar af te verwittigen: genietende de eerstkomende voor zyn yver tot premie een halve Ducaton. En zyn dezelve alsdan verpligt op alles, geduurende de blussing goede toezicht te neemen, dezelve met de meeste vaardigheyt, en minste verwarring die 't hen doenlijk is, te doen geschieden, en overal te helpen en doen helpen daar 't van nooden is, en na dat het de geleegentheit vereist. Zo 't gebeurd dat 'er niet volk genoeg van de Aangesteldens tot de Spuiten by de hand is, vermogen de Brandmeesters en andere Officiers een iegelijk, van de geene die zy aldaar leedig vinden staan, tot hulp te presten, die zulks niet vermoogen te weigeren op verbeurte van den hoedt of 't opperkleet datelyk af te neemen. En gelijk 'er premien gestelt zyn voor de geene die haar plicht wel waar neemen, enGa naar margenoot+ haaren iever toonen, zo zyn 'er ter andre zyde ook boetens voor de traage en nalaatige gestelt. Om welke uit te vinden, de Brandmeesters, in welker district de brand voor valt, of by haar afweezen d'Assistenten, gehouden zyn acht te geven op het by komen van het aangestelde volk, lettende wie van haar aldaar tydig komt, en wie niet: waar toe het zelve volk haar penningen aan gemelde Brandmeesters en Assistenten moeten over geven, zo ras zy by de Spuit komen; die dezelve, om te konnen weeten wie vroeg of laat komt, byzonderlijk moeten bergen en bewaren, tot dat zy na het blussen van den brand daar uit opgenomen en aangeteekent hebben, wie tydig of te laat by de Brandspuit gekomen is. De geene, die by komen als den brand reeds uitgeblust is, verbeuren
Een der Brandmeesters bewaart deze en alle andere boetens, die by de Aangesteldens verbeurt worden, onder zich: en eenmaal des Jaars, in 't laatste van April, wordenze onder de Aangesteldens gelykelijk uitgedeelt. Niemand van de geene die tot het blussen van brand zyn aangestelt, vermag uit het werk te scheiden als by verpoozing, of van den brand weg te loopen zonder | |||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||
wettelijk reeden, voor en al eer de zelve volkomen is uitgeblust; en dat hen zulks door den Capitein, of des zelfs plaats representerende van die Wyk waar in de brand is voorgevallen, of door de Generale Brandmeesters, is toegelaaten en gelast: op de boete van 25 stuyvers. Doch moeten de Aangesteldens van die Wyk waar in de brand is voorgevallen, os een der naast aanleggende, met haar spuit blyven tot nader ordre der Heeren Burgermeesteren; op pene van drie gulden. Niemand vermag ook voor zyn dienst in 't blussen van brand, buiten de gesteldeGa naar margenoot+ premien, eenig loon te eisschen of te ontfangen. Maar indien iemand, devoir doende tot het blussen van brand, word gequetst, werd de zelve alsdan, by de geene uit wiens huis de brand is gekomen, of by den eigenaar en inwoonders van de gebuurhuizen daar de brand is geweest, bevryd van 't meesterloon, gerecompenseert van zyn smerten, en voorts, tot onderhouding van vrou en kinderen, betaald van al zulke winst en daggelden als hy door de voorschreven quetsing en smert heeft verzuimt. Welke zaake, en 't verschil dat daar over zou mogen ontstaan, gestelt is aan de arbitrage en goeddunken van de Heeren Colonellen. De brand geblust zynde, of anderzins boete by de Aangesteldens verbeurt wezende,Ga naar margenoot+ moeten de Brandmeesters aanstonds, of ten langsten twee of drie dagen daar na, de boet schuldigen doen ontbieden, en de boetens afvorderen, die zy verbeurt hebben. Welke ontbiedinge de assistenten moeten waarneemen. Wanneer 't gebeurdt dat iemand de boete, by de Brandmeesters hem op geleid, quaatwillig weigerd te betaalen, hebbén zy zulks by de Generale Brandmeesters aan te geeven, die de zaak dan moeten onderzoeken en by schuldig vinding, en datze evenwel quaatwillig blyven weigeren, haar de knechts van de Krygsraad, of een uit de zelve, op geeven. Welke de zelve boete by parate executie hebben in te vorderen, en vermogen de waarde van de verbeurde boete aan goed of huisraad te haalen uit de woonhuizen der boet-schuldigen; met assistentie, zo 't noodig is, van d'andren die tot de zelve spuiten zyn aangesteld: moetende zy ook d'onkosten, die tot de executering worden gedaan, ten vollen betaalen. Tot verschoning der voorschreven boetens, word geen andre onschuld aangenomenGa naar margenoot+ ('t welk meede by keure is vast gestelt) als van ziekte, uit de Stad wezen, en dat, de brand by nacht geweest zynde, de nachtwachten, volgens eenparige getuignis van de buuren daar omtrent, geen brand geroepen hebben. In welken gevalle zodanige nachtwachts dezelve boetens, in plaats van de Aangesteldens, moeten voldoen. De generaale Brandmeesters zyn als dan meede gehouden te onderzoeken, metGa naar margenoot+ welke spuiten de eerste, tweede, en derde premie is verdient. Ten welke einde de pretendenten, binnen veertien dagen na den brand, verklaring aan de zelve moeten overleeveren, op pene van daar na van haare pretenste versteeken te zyn. Ook of eenige Spuiten te laat gekomen zyn, en of daar eenige Emmers, die daar hadden behooren te weezen, gemanqueert hebben, en in de huizen zyn blyven hangen, en van wat zich wel of qualyk heeft toegedragen, rapport te doen aan de Heeren Burgermeesteren dezer Stede. Zo haast ook als de brand geblust is, werden de Spuiten met haare slangen en toebehooren, aanstonds wederom op haare plaatzen gebragt, en onder opsicht van de Generale Brandmeesters, door haar volk zo spoedig als mogelyk is gereinigt, gedroogt, 't manquerende gecompleteert, en geheel gereet gezet om by alle voorvallen wederom bequamelyk gebruikt te konnen worden. Waar omtrent men ook inzonderheid bezorgt, datze des avonds, 't zy nat os droog, weder geheel in ordre in de huisjes worden gezet: om, zo 'er tusschen beiden by nacht ongeval voor viel, nooit verlegen te staan: waar na menze wederom 's morgens, om verder gered te worden, af haalt.
Tot de blussing van brand in scheepen voor de Stad leggende, waar omtrent alleGa naar margenoot+ de vooren gemelde ordres meede plaats hebben, en daar af we derhalven weinig afzonderlyk zullen behoeven te spreeken, zyn meede de naaste spuiten aan 't Y, of al de geene welker district de Ykant raakt, geordonneert; en zulks voor ieder spuit zo ver als zyn district zich langs de Ykant strekt; gelyk blykt uit het voorgaande eerste exemplaar der districten, van de Wyk No. i welke langs de Ykant legt. Invoegen dat aldaar meede altyd de ses naaste spuiten uit de Stad by den brand gebragt worden. En zyn tot het voeren van deeze spuiten de Overluiden van de Schuitevoerders | |||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||
gehouden aanstonds ses bequame schuiten aan de naaste steiger, tegen over den brand, te doen komen. Welke schuitevoeders daar voor behoorlyk loon, en vryhouding van schade genieten; en daar en boven, die geene die de eerste spuit by den brand brengt, tot een premie, drie ducatons, de tweede twee, en de derde een ducaton. Behalven de gezeide Spuiten die uit de Stad daar werden gebragt, zyn 'er nochGa naar margenoot+ gemaakt, en in de waateren omtrent de Scheepen geplaast, vyf schouwen of schuiten, ieder voorzien met twee Spuiten, in bakken staande: in welke 't water (met het uittrekken van een prop) van onder in vloeid; en die gevolglyk bequaam zyn om spoedig over al omtrent de Scheepen gebragt, en vaardig te werk gestelt te worden. Tot ieder van deeze Spuiten is gestelt een Overman met sestien Gildebroeders,Ga naar margenoot+ uit het Schuitevoerders Gild: om de zelve, onder't gezach der Brandmeesters, by den brand waar te nemen, te dirigeeren en te bewerken. Welke meede gelyk de Aangesteldens tot de Stads Spuiten, in 't hanteeren der zelve werden onderregt, en ook gelyke premien genieten. Nevens de voorbeschreevene ordres waar in het geene teegenwoordig omtrent de brand-blussing binnen deze Stad geobserveert word bestaat, is meede by Brandkeure geordonneert, dat de Schuttery van de vier naast aan geleegene wyken in 't geweer zouden komen, om den brand te bezetten en den toeloop van leedige kykers af te weeren.
Op deeze wyze dan, volgens de gemelde ordres, word de geheele brandblussingGa naar margenoot+ binnen deeze Stad, met zo gelukkigen succes en volkome zekerheid in alle deelen verricht en bestiert. Van de overige ordres die tot voorkoming en weering van't ontstaan van brand gesteld zyn, en die voornamelyk bestaan in keuren op 't maken van Schoorsteenen, Oovens, Fournaisen en Vuurplaatsen, (inzonderheid die tot handwerk of neering gebruikt worden,) 't plaatsen van hooy, heyde, vlas, hennep, en diergelyke, 't bewaaren van buskruyd, doovekoolen, en heete as, 't verbieden van meer als gemeen gevaarlyke neeringen omtrent de dicht betimmerde deelen van de Stad, en 't doen van brand-schouw, om de gebreklykheden daar omtrent uit te vinden en te doen verbeeteren, hebben we niet af gesprooken; om dat dit, voor eerst buiten ons oogmerk is, en datze ten anderen meest over al ingevoert zyn: behalven datze zich ook geheelyk na de constitutien der Steeden moeten schikken. Wel is waar dat dit laatste ook eenigsints plaats heeft omtrent de ordres op de blussing, maar alleen in zommige omstandigheeden die men ligtelyk kan herschikken, zonder de hooftzaaken, en daar't voornamelyk op aan komt, te veranderen. Dat men een genoegzaam getal spuiten egaal verdeelt, een behoorlyk getal luiden na by de Spuit woonende onder bequame hoofden tot de zelve aanstelt, Premien voor die zig vlytigst toonen, en boeten voor de traage en quaatwillige stelt, en diergelyke, konnen en moeten over al op gelyke wyze werden gepractiseert. En gevolglyk zal het voorbeschreevene bequamelyk tot een voorbeeld, door een lange ondervinding goet gekeurt, konnen dienen. |
|