Byvoeghsel tot den Christelijcken jongelingh
(1647)–Frans Esausz. den Heussen– AuteursrechtvrijSang: Wel heeft Salomon geseyt, &c.
Ga naar margenoot+NV mijn ziele, looft den Heer,
Geeft hem eer,
Voor all' sijn groote weldaden,
Ga naar margenoot+Die hy u bewesen heeft,
Ga naar margenoot+Ghy die leeft,
| |
[pagina 123]
| |
In 't gheloove uyt genaden.
Die hy
2.
Doe ick niet in wesen was,Ga naar margenoot+
Heeft hy ras
My gemaeckt uyt een klomp aerde,Ga naar margenoot+
En het leven med' ghedeelt,Ga naar margenoot+
Na sijn beeldtGa naar margenoot+
Schiep hy my een mensch van waerde.Ga naar margenoot+
3.
Daer stondt ick seer heerelijck,Ga naar margenoot+
Schoon en rijck,Ga naar margenoot+
Boven alle aerd'sche dieren:Ga naar margenoot+
Met verstandt en wille net,Ga naar margenoot+
Nae Godts Wet,Ga naar margenoot+
Om sijn Schepsels te regieren.Ga naar margenoot+
4.
Maer eylaes! (O droeve sangh!)Ga naar margenoot+
Eer niet langh
Liet ick my door list bekoren: Ga naar margenoot+
Dat ick Gods Wet overtradt,Ga naar margenoot+
En ick at,
Och ick at, en wert verloren.
5.
Dit sach mijnen Schepper goet,Ga naar margenoot+
En seer soetGa naar margenoot+
Nae sijn eeuwigh wel-behaghenGa naar margenoot+
Heeft hy my uyt mijnen val,Ga naar margenoot+
Gantsch en alGa naar margenoot+
Opgherecht sonder vertraghen.
| |
[pagina 124]
| |
6.
Ga naar margenoot+O! na sijn gherechtigheydt,
Streng beleyt
Mocht hy my doe laten leggen,
Ga naar margenoot+Maer door sijn genade groot,
Ga naar margenoot+Klaer en bloot
Gingh hy my sijn Soon toeseggen.
7.
Ga naar margenoot+Dese quam uyt 's Hemels throon,
Ga naar margenoot+Wonder schoon
Ga naar margenoot+Hier beneden op de aerde,
Ga naar margenoot+En hy wierd' een's menschen kint,
Wel bemint
Ga naar margenoot+Vyt een Maget die hem baerde.
8.
Ga naar margenoot+,, Godt uyt Godt, en mensch uyt mensch
,, Kond' na wensch
,, My verlossen uyt d'ellende,
,, En herstellen na Godts beeldt,
,, Reyn geteelt,
,, Voor mijn Heylandt ick hem kende.
9.
Ga naar margenoot+Als Godts Soon hem dus verneerd,
Ga naar margenoot+Op de eerd',
Ga naar margenoot+Heeft hy mijn sonden ghedragen,
Ga naar margenoot+In sijn Lichaem aen het hout,
Onberouwt,
Ga naar margenoot+Leedt hy vele sware plagen.
10.
Ga naar margenoot+Ach! hy sturf voor my de doodt
Ga naar margenoot+Met angst groot,
| |
[pagina 125]
| |
En veel innerlijcke smerten,Ga naar margenoot+
Op dat ick soud wesen vry,Ga naar margenoot+
En seer bly,Ga naar margenoot+
Met een rechte vreught des herten.Ga naar margenoot+
11.
Van den Dooden hy verrees,Ga naar margenoot+
En beweesGa naar margenoot+
Dat hy had de doodt verslonden,Ga naar margenoot+
Dat hy had Sathan verheert,Ga naar margenoot+
Vloeck geweert,Ga naar margenoot+
En oock my ghevrijdt van sonden.Ga naar margenoot+
12.
In den Hemel klom hy opGa naar margenoot+
Tot den topGa naar margenoot+
Van sijns Vaders Heerlijckheden,Ga naar margenoot+
Om van daer door Geest en Woordt,Ga naar margenoot+
Soo 't behoort,Ga naar margenoot+
Te vernieuwen mijne leden.
13.
Hy verlicht my mijn verstant,Ga naar margenoot+
En hy plant
't Recht geloove en vertrouwen
In mijn herte wonder vast,Ga naar margenoot+
Wel gepast,Ga naar margenoot+
't Welck hem nimmer sal berouwen.Ga naar margenoot+
14.
Dit gheloof in Iesum Christ,Ga naar margenoot+
My bewist,Ga naar margenoot+
Van al sijne rijcke goeden,
Die hy door verdienst en kracht
Heeft volbracht
Om my eeuwigh te behoeden.
| |
[pagina 126]
| |
15.
Ga naar margenoot+Hy vernieuwt mijn wil en sin,
Ga naar margenoot+En schrijft in,
Ga naar margenoot+In mijn hert sijn Wet en seden:
Ga naar margenoot+Dat ick my ghenegen vind,
En ghesint
Tot al sijn gherechtigheden.
16.
Ga naar margenoot+Als ick kom' in anghst of plaegh
Ga naar margenoot+Even staegh,
Ga naar margenoot+Hy gaet troost in my bereyden:
Ga naar margenoot+Soo dat Duyvel, Doodt noch Hel,
Ga naar margenoot+Noch ghequel
My kan van sijn liefde scheyden.
17.
Ga naar margenoot+Lof zy dan den Vader soet,
Ga naar margenoot+Over-goet,
Ga naar margenoot+Voor sijn meer als Vaders daden,
Ga naar margenoot+Die hy my onweerdigh kindt,
Ga naar margenoot+Doch bemindt,
Ga naar margenoot+Heeft bewesen uyt ghenaden.
18.
Ga naar margenoot+Lof zy sijnen een'gen Soon,
Ga naar margenoot+Tot een Croon
Ga naar margenoot+Van sijn onverdiende sorghe
Ga naar margenoot+Voor my, die sijn vyandt was,
Ga naar margenoot+Op dat pas,
Doe hy wierde mijne borghe.
19.
Ga naar margenoot+Lof zy oock den heyl'gen Geest,
Die geweest
| |
[pagina 127]
| |
Is bereyder van Godt-mensche:Ga naar margenoot+
Die oock sijn weldaden rijck,Ga naar margenoot+
Al ghelijckGa naar margenoot+
My toedient meer als ick wensche.
20.
Heylige Drie-eenigheyt,Ga naar margenoot+
Kort gheseyt,Ga naar margenoot+
V zy lof in alle weghen:
Wel mijn ziele looft den Heer,
Geeft hem eerGa naar margenoot+
Voor soo eeuwigh-rijcken segen.
|
|