De Nederduytsche spraec-konst ofte tael-beschrijvinghe
(1953)–Christiaan van Heule– Auteursrecht onbekend
Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Het vierde deel der Spraec-konst,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Teykenen.Die in de redenen gevoecht zijnde / betonen / waermen behoort op te houden / ooc waer meer: / en waer minGa naar voetnoot4): / ook hoemen in het lezen de stemme moet verheffen en verzachten: / Deze Teykenen zijn zeer gebruykelic in alle geachte Talen / heeftGa naar voetnoot5) ooc by ons te recht gebruykt zijnde / eene diensbare nutticheyt. Ga naar margenoot+Dit? teyken achter eene reden / of eenich woort komende / zo is het eene vragende reden / als Wie? Hoe zo? Wat is de mensch? Ga naar margenoot+Dit ! teyken achter eenich woort komende / zo beduyt het eene verwonderingeGa naar voetnoot6) / als ô drouf gedacht! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Dit: teyken achter eene reden komende / zo beduyt het een eynde der reden / welke verkort wort in onvolkomen klanc / of in onvolkomen zin / zo datmen dit punt altijt / voor eene verswijginge van eenich woort / of meyninge aen-merken mach.Ga naar voetnoot1) Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Deze. /Ga naar voetnoot2), teykens achter eene reden (137) komende / zo beduyt het een eynde der reden. Ga naar margenoot+De woorden die tusschen twee dusdanige () teykens komen / dienen tot verklaringe der reden. Dit - teykenGa naar voetnoot4) / wort ooc tusschen Samen-gevouchde woorden gevonden / als God-zalich, on-her-varen. Benevens deze Aenteykeningen isser noch een verkort teyken / welc men gebruykt schrijvende s'lants, t'mijnent, etc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Van den klank der Silben.Ga naar voetnoot5)Het gebeurt dic-mael / dat elke Silbe alleen wel uyt-gesproken wort / en dat nochtans de klanck niet goet en is / als-men verscheyde Silben / naer malkander spreekt / als tot voorbeelt van het woordeken Be-te-ren elke silbe lank-samelic naer malkander uyt gesproken zijnde / zo en behouft-men / nochte men en kan den behoorlicken klank niet waer-nemen / maer als men het woordeken Beteren, bequamelic uyt-spreken wil / zo moeten beyde / de laetste Silben kort gesproken worden / van welke onderschey-dinge der Silben / eenige aenteykeningen volgen. Ga naar margenoot+1. In alle een-silbige woordenGa naar voetnoot6) / en valt in het uytspreken / geen maet des klancx (of maet der Silben) waer te nemen / dewijle by ons alle een-silbige woorden / dan voor kort / ende dan weder voor lang in den rijm genomen worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Behalven.Hem, Den, Der, De, ende en, zijn by-na altijt kort / ook zijn alle Aen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hangende Ga naar margenoot+woordekens kort / het zy of-se / aen de vorige woorden gehecht / of on-gehecht zijn / als Doet-se, Gaen-ze, Zien-we, Is-ser, Heeft-er, Loopt-men, Hielt-men, zoud-het of zoudet, Alle deze laetste woordekens zijn / altijt kort. 2. In alle woorden en behouft-menGa naar voetnoot1) / maer de twee laetste Silben / in het spreken gade te slaen. Ga naar margenoot+3. In alle woorden is eene lange silbe. 4. Daer en konnen (in onze Tale) geen twee lange Silben / malkander in eenig woort volgen / zo dat alle twe-silbige woorden dan / een korte en eene lange Silbe hebben. OokGa naar voetnoot2) moet mede volgen / alser in een woort / eene lange Silbe is / dat de Silbe / die voor de lange silbe komt / kort zy / als In Kastelen, Juwelen, zijn de middelste silben lang / daerom zijn de voorste silben kort / om dat twee lange silben malkander in een woort / niet en konnen volgen. 6. AlleGa naar voetnoot3) woorden welke in Heyt, ich, lijc, lic, E, en / er icheyt, inge ikheyt, ie, eyndigen / hebben deze aengeteykende Silben kort / als Goetheyt, schoonheyt, goedich, aerdig, vriendelic, aert-rijk, vrouwe, name, werker, Goedicheyt, zoeticheyt, gevinge, lijdinge, cierlikheyt, blamatie, executie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Behalven.MajesteytGa naar voetnoot4), graviteyt, gelijk, ongelijk, etc. 7. De woordenGa naar voetnoot5) die in ment eyndigen / daer af is de laetste Silbe lang / als Testament, Clement. Alle Silben met eene enkele I, in het middel der woorden zijn kort / als Eenige, Heylige. Ga naar margenoot+De deelwoorden welke in Ende eyndigen / hebben op het eynde twee korte Silben / als minnende, lerende, lopende. 8. Alle Twee-silbige woordenGa naar voetnoot6) / die met Ge, be of ver, beginnen / hebben op het eynde lange silben / als Gevoel, geloof, gequel, belang, bequaem, verdrag, verlof. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Merk.Ga naar voetnoot7)De lengdeGa naar voetnoot8) of kortheyt der laetste Silben wort klaerlic bemerkt in woorden welken eene silbe in het Veelvoudich vermeerderen / Want in Tafelen, wortelen, mantelen, wagenen, bemerkt-men in de uyt-sprake / ontwijfelic de kortheyt / der twee laetste Silben / waer uyt mede blijkt dat de laetste silben van Tafel, Wortel, en Mantel, kort zijn. Alzo bevint-men alder-bescheydelixtGa naar voetnoot9) / in de uyt-sprake van Metalen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tafereelen, Iuweelen, Geheelen, gezellen, de middelste silben / alle lang te wezen. Hier uyt blijkt dat-men van oordeel in het veel-voudich behoort te zeggen oordelenGa naar voetnoot1), welke uyt-sprake de Vriezen recht behouden. Ga naar margenoot+De gestaltenisse der voorste silben van Tafel, Latijn, Kasteel, Natuyr, Vertoont zich klaerlic in BetafeltGa naar voetnoot2), Verlatijnt, Gekasteelt Vernatuyrt. Boven is gestelt datter in een woort geen twee lange silben en konnen volgen / doch wel twee korte / want het dikwils gebeurt / dat de twee laetste silben kort zijn als in de vorige aen-geteykende woorden blijkt / doch het gebeurt zeer zelden / dat twee korte silben malkander / in het midden eenes woorts volgen / zoo datmen in Veel-silbige woorden / gemeynelic de mate der drie laetste silben / op het zekerste onderscheyt / ende de vorige silben / by beurten d'een voor kort en d'ander voor lang op-neemt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Merc.Ga naar voetnoot3)Ga naar margenoot+Daer zijn eenige woorden die drie korte silben op het eynde hebben / als Vriendelikheyt, Goddelikheyt, Gravelikheyt, etc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Merk.Deze scheydingeGa naar voetnoot4) der silben / is in de Francoysche sprake gebruykelic / ende kan ook in alle talen plaetse hebben / maer de minste bequaemheyt dezes dichtsGa naar voetnoot5) is in het Latijn / om datter geen woorden en zijn / die lange silben op het eynde hebben.Ga naar voetnoot6) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eenige aen-teykeningen van den Rijm.Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Onze gemeyne dichten worden met voeten gedicht / welke naem Voeten, metGa naar voetnoot7) samen 7) de Rijm-orderGa naar voetnoot8) / tot ons van de Latijnen gekomen is. Ga naar margenoot+Een voet in den rijm is gemeynelic twee silben waer mede de regelen / in den dicht gemaekt worden / en zijn dus-danich. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als van twee silben / de eerste kort is / ende de andere lang / zo worden Ga naar margenoot+die twee silben eenen voet genaemt / als Bedrog, Verstant, Kasteel. Deze voet heeft groote vergelijkinge met het Iambus der Latijnen. Ga naar margenoot+Daer is noch een voet / van eene lange met eene korte silbe / als Dragen, Werker, Vlijtich, Schone. Deze voet volgt het Latijnsch Trochaeus, Wy gebruyken ook eenen voet / als het Latijnsch Dactylus, welk is van drie silben / waer van de eerste silbe lang is / ende de twee laetste kort / als menige, zuyvere, lopende. Ga naar margenoot+Wy en hebben geen Spondeus,Ga naar voetnoot2) nochte Pijrrhichius, volgens onze derde en vierde aen-teykeningen der silben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van den Rijm.Ga naar voetnoot3)De gemeyne rijm / wort met de eerste voetenGa naar voetnoot4) bedicht / de kortste gemeyne regelen zijn van vier voeten / of van acht silben aldus Psalm 131 Ga naar margenoot+O Heer, mijn hert, en is, niet hoog, niet op ge bla zen, is mijn oog. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Merk.Altijt mogen de een-silbige woorden voor korte of lange silben genomen / volgens den eersten regel der silben / dien-volgens zijn de woordekens Heer, Hert, Is, ende Hoog, voor lang genomen / en de woordekens O, Mijn, En, Niet voor korte silben / alzo ooc
Ga naar margenoot+Ben ic niet als een kint het welc
De voester speent van hare melc?
Ga naar margenoot+Zuyg over al den besten sin
Gelijc de By, niet als de spin.
Onze langste / en aenzienelixte veirzen worden van zes voetenGa naar voetnoot5) / of van twaelf silben gemaekt / als Camphuyzen.Ga naar voetnoot6)
Deze veirzen worden ook gemeynelic / bedicht eerstelic twee regelen van twaelf silben / en daer na twee regelen / van dertien silben / als Cats in den Zelf-strijt.Ga naar voetnoot7)
Het lievelicxte zoet, dat eerbaer herten wenschen
Is maer een enkel paer, van twee geliefde menschen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een derde wie het zy, en paster niet met al,
Ga naar margenoot+Al waer-men mint en meynt is, twee een vol getal.
Deze veirzen en ooc het recht gebruyc dezer voeten is in het neder-duytsch eerstelic berijmt van / Aldegonde, en Karel van Mander, lieden van groter uyt-nementheyt / door welke wegen onze geachtste Poëten, den Neder-duytschen rijm / tot de hoogste volkomenheyt / alrede schijnen gebrocht te hebben. Tot eene grondelicke bedenkingeGa naar voetnoot1) / hebben wy hier eenige Latijnsche Trochaici aengeteykent / welke geheel volghens onze uyt-sprake konnen gelezen worden / zonder quetsinge der Voeten / uyt welke veirzen de Fransche ende de Duytsche rijmorder / ontwijfelic schijnt gesproten te zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Buchananus psalm 119.Ga naar voetnoot2)Quid juventam, ne labescat, servat aeque ac lex tua, Deze veirzen zijn Trochaici catalectici, waer omGa naar voetnoot3) de sylboe CatalecticaeGa naar voetnoot4) allenelic / in de uytsprakeGa naar voetnoot5) slibberen.Ga naar voetnoot6) Ga naar margenoot+Met de Dactyli, worden zommige liedekens bedicht / als Zuyvere, schone, vermaeclicke maecht. Alzo ooc / Phoebus die is nu al over de Zee, De gemeyne Psalmen / en Liedekens / worden by na alle / met de eerste voetenGa naar voetnoot7) bedicht. Ga naar margenoot+Doch aengaende de order aller veranderinge / die wort by-zonderlic en volkomelixt / nae de zing-noten bedicht.Ga naar voetnoot8) Ga naar margenoot+Alle uyt-nemende ende altijt blijf-weirdige dichten / behoren in zoetheyt en Verstandelikheyt / tot eene on-na-volgelicke volkomenheyt vertrockenGa naar voetnoot9) te werden / op dat wy met de Grieken ende Latijnen onze Letter-eewe / allen nakomelingen tot een onveranderlike Wet zouden mogen voorstellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Aen-teykeninge op het beschrijven der
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reden gegront / dat-men die nae haren oorspronc schrijft / te meer de wijle de gewoonte / by ons de vreemdicheyt zelve veroudert heeft zo schrijven wy dan Propheet Nazareth, Philosooph, Conscientie, daer wy volgens onze Ga naar margenoot+tale / zouden konnen schrijven Profeet, Nazaret, Filosoof, Konciencie, etc. Maer tot de uyt-beeldinge des spraek-klanx is een verder op-merkinge nodich / want om Philosophije,Ga naar voetnoot1) en Geometrije, te schrijven / zo behoort / de voorlaetste silbe eene dobbele I te wezen / als men de selve lang uyt spreken Ga naar margenoot+wil / en die wy daer-en-tegen gewoon zijn / kort uyt te drucken als Academie, Blasphemie, Victorie, Glorie, behoren met eene enkele I. geschreven te worden. Ga naar margenoot+Gelijken voet mach-men houden in de Bybelsche eygene namen / schrijvende Elijas,Ga naar voetnoot2) Hiskijas, Ieremijas, de silben lang uyt-sprekende / en Athalia, Lydia, en Euvodia, de voor-laetste silbe kort uyt-sprekende / ende deze namen die verscheyde uytspraken lijden konnen / zoude-men na dat-ment' begeert / lang of kort konnen teykenen. Ooc zoudemen dan genootsaekt zijn / tot waerneminge des onderscheyts / onze kortsilbige woorden / met eene I te schrijven / als Lijnie,Ga naar voetnoot3) Bezie, Olie, etc. maer de lang-silbige vereyschen eene dobbele I, als Brouwerije, Visscherije, Schalmeye, Galeye, etc. Ga naar margenoot+Het schijnt ooc wel aenmerkens waerdich darmen eene zekere order invoerde / tot de Pronuntiatie der vreemde woorden / want het is den volke vreemt / en on-navolgelic / de voorlaetste silben der vreemde woorden / kort Ga naar margenoot+uyt te spreken van Maximus Synodus, Ephesen, etc. Ja het en is niet alleen vreemt / maer zelfs ooc voor de gemeynte verachtelic / daerom en zoude ic niet ondienstich achten / het gemeyn gebruyc / als eenen aengeboren aert der tale in te volgen / ende de woorden / die in goeden gebruyke zijn behoudende / als Hercules, Aristoteles, Seneca, Cicero, etc. zoude ic aller vreemde namen / voor laetste silben lanc-saemGa naar voetnoot4) uyt-spreken. Wy aldus met deze vreemden woorden levendeGa naar voetnoot5) / en zoude het niet Ga naar margenoot+vreemder sijn / dan de Latijnen / die vele der Griexsche silben (146) verandert hebben / als in Camelus, Adamas, Paracletus, Caminus, etc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Van Rijmver-lof.Ga naar voetnoot6)Hier zouden wy ook int corte iet aen-roeren van de veranderingen der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woorden / welke byzonderlic / in den rijm / gebruykt wort / met verkortinge / en verlenginge. Ga naar margenoot+Om de uyt-sprake der woorden te verzoeten zo worden dik-maelGa naar voetnoot1) eenige letteren naer-gelaten als Mense, voor Mensche, Zeeuse, Hollanse, voor Zeeusche, Hollansche. In vele woorden kan de verminderinge / der letteren ooc plaetse hebben / Ga naar margenoot+zonder veranderinge der uyt-sprake / als in plaetse van Hooren spreecken, zulcks Konincks eerlicks, reyn zy, konnen wy schrijven Horen, spreken, zulx, Koninx, eerlix, rein, zi. Deze manier is in oude tijden gansch gebruykelic geweest / is zeer wel van Ponterus HuyterusGa naar voetnoot3) aen-geteykent / ook van Cats, in den Zelf-strijt / en van Grotius in de recht-beschrijvinge naer-gevolcht. Ga naar margenoot+De verkortinge wort dicmael gebruykt / inde gevallen / en in de gheslachten / als mijn ziel voor mijne ziele, U gunst voor uwe gunste, van mijn Vader in plaetseGa naar voetnoot4) van mijnen Vader, mijn handen, voor mijne handen, Aen een goet man, voor aen eenen goeden man, Dees man, voor Deze man, Goe Vrou voor goede Vrouwe, Do'on voor Doden, ooc Vraeg antwoort, Getuygenis, Ga naar margenoot+voor (147) vrage ant-woorde, getuygenisse, waerlt voor Werelt. De verkortinge geschiet mede voor-namelic in de Ledekens / en inde Voornamen / zo dat deze woordekens / als De, Des, Het, Ik, Is, Te, Tot, Zy, alleenelic uytgedrukt worden met D, S, T, K, S, T, T, S, als
Het vertoont zich zeer cierlic / alsmen de verkorte woorden van de bystaende woorden / met een By-teyken afscheyt / vele willen nu het teyken gestelt hebben / aen de zyde daer de letteren verswegen wordenGa naar voetnoot6) / doch ic achte het wel zo cierlic / ende de minste moeyte / onze aengewezene manier te volgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Aen-merkinge op de Zoet-vloeyentheyt der Silben.Ga naar voetnoot1)Als voor of achter enkele Consonanten / Vocalen komen / zo geschiet de uyt-sprake / in eene volkomene zoeticheyt. Ga naar margenoot+De sware uytsprake wort veroorzaekt door veler Consonanten ontmoetinge. Voor en achter C, F, H, K, S, T, R, en X vloeyen alle letteren wenschelic / daerom ooc D, V, en G op het eynde eenes woorts komende / altijt voor T, F, en H gelezen wort om alle harde uytsprake te vermijden. Deze letteren ontmoetingen / als B, L, M, N, P, W, veroorzaekt de meeste hardicheyt / ende is daerom zeer te vermijden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Van letteren die in het spreken veranderen.Ga naar voetnoot2)Ooc wortGa naar voetnoot3) tot verzoetinge van den klanc der woorden eenige letters in het spreken verandert / want als naer B, C, D, F, G, H, K, P, S, T, X eene ZGa naar voetnoot4) zo wort die als eene S of C uytgesproken / zie Folio. 7. Ga naar margenoot+En als naer B, C, D, F, G, H, K, P, S, T, X eene V volcht / zo verandert die in F, zie Folio 7. Als naer B, C, D, F, G, H, K, P, S, T, X eene G volcht zo wort de G in H of CH verandert / als voor S'gelijx zeytmen S'chelijx, ooc voor Weg gaen, zeytmen Wech chaen, alzo / Tchinc al verloren, voor T'ginc al verloren. Als naer N eene G volcht zo wort de G in eene C of K verandert / als in plaetse van KoningGa naar voetnoot5) zeyt-men Koninc, alzo zeggen wy Spronc voor Sprong, Lanks of Lanx voor Langs. Als G voor eene T of D komt / zo verandert de G veeltijts in H, want Ga naar margenoot+voor Ligt zeggen wy liht, voor Bedaegt zeyt-men Be-(149)daeht, alzo ooc Volht voor Volgt, etc. Als naer I, K of C eene D volcht zo verandert de D veeltijts in T als in plaetse van Tot den eynde zeggen wy verzoetende Totten eynde also ooc in plaetse van Tot den mensche, zegt-men Tot ten mensche alzo ooc Lankte voor Langde of Langde.Ga naar voetnoot6) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Van letteren die in het spreken verswegen konnen worden.Ga naar voetnoot1)Ga naar margenoot+Als in eenich woort / eene dobbele Consonant komt zo en behoeftmen maer eene uyt te spreken / als Bedden, Zetten, Willen, Zeggen, behoort / aldus gelezen te werden / Bed-en, Zet-en, Wil-en, Zeg-en.Ga naar voetnoot2) De dobbele letters beduyden allenelic / dat de Consonant by de voorste silbe behoort / zo dat de dobbele letteren de Wtsprake niet en beswaren. Deze verswijginge der letteren kan ooc geschieden / als gelijke letters / malkander in verscheyde woorden volgen als Ik kan niet, Mach gezeyt worden met eene K en N uyt te laten / aldus Ik an'iet, alzo ooc voor Tot dat het wort om de lichticheyt gezeyt Tot at'et. De H naer S of T volgende / kan veeltijts in het spreken verswegen worden / als Komt'ijGa naar voetnoot3) voor Komt hy. Is'et voor Is het. Alzo zeggen wy ooc Lans voor Lands Wans voor Wands Rans voor Rands, etc. Alzo ooc Aem-merken of A-merken voor Aen-merken, Om-moeten voor Ga naar margenoot+Ont-(150)moeten, ooc Wareit voor Waerheyt Schoneit voor Schoonheyt, etc.Ga naar voetnoot4) Tot verzoetingeGa naar voetnoot5) der uytsprake / wort tusschen eenige silben eene T gestelt / als Ont-gaen voor On-gaen Ont-komen voor On-komen Traentjes Ga naar margenoot+voor Traenjes, etc. dit dient-men te vermijden als naer malkander zoete Consonanten volgen. Tot verzoetinge der Same gevouchde woorden is veeltijts de verwerpinge eeniger letteren nodich / als Tege-woordich Herte-kenner, Zonne-schijn,Ga naar voetnoot6) Helde-daet, Duchte-loos, Spra-konst, Vo-reden, Christe-rijc, Bogaert voor Boomgaert, etc. Dat wy dit zelf niet door-gaens nagevolcht en hebben / is geweest / op dat de Leser ons niet ongehoort veroordelen en zoude. Daer zijn vele diergelijke aenmerkingenGa naar voetnoot7) in het dagelix gebruyc / welke hulpsame middelen tot eene verbeteringe der sprake zouden konnen dienen / om alle de swaerste Letter-ontmoetingen bequamelic te vermijden gelijc zulx ooc inde Griexsche sprake doorgaens tot bevorderinge der zoet-vloeyentheyt waerghenomen wort / hier van zy alle Tael-lievende gewaerschout. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze sware Letter-ontmoetingeGa naar voetnoot1) / en schijnt in onze sprake buyten Rijm / van niemant beprouft te zijn / maer is zeer geluckelic van Cats en Ga naar margenoot+Heynsius in rijm bearbeyt / zo datter vele Veirzen zijn / waer (151) van elc woort in eene Vocael eyndicht of begint. Ga naar margenoot+De verlenginge en wort in onze sprake nauwelix gebruykt / alzo zeyt-men EllefGa naar voetnoot2), zellef Arrem, Vollec, voor Elf, zelf Arm, Volc, etc. alzo ooc Ditte, Icke, voor Dit en Ic. Ooc worden by vele woorden des Vrouwelicken geslachts een R op het eynde tot cierlikheyt bygevoucht, als Tot der rechter hant of Totter rechter hant voor Tot de rechte hant, alzo mede Totter doot, Wt der stat, ter goeder uyre, Vander vrouwe, etc. Ga naar margenoot+Daer wort in eenige woorden eene Wisselinge der letteren gebruykt / als Kunnen voor Konnen, Om-helzen, Om-halzen, Misschien voor Mach-schien, ook Isser? voor Is daer? of Is zy daer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Merk.Het tegenwoordich gebruyk heeft / deze woorden veroudert als Moesten, Bloeme, Roem, Calumne Noemen Roemen wy segwyGa naar voetnoot4) nu Mosten, Blomme, Rom, Calomme, Naemen,Ga naar voetnoot5) Rommen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Van Kreeft-woorden.Ga naar voetnoot6)Kreeft-woorden zijn / welker Letters van vooren of van achter gelezen zijnde / de zelve woorden blijven / als Lepel, Ene, Tijt, Neen, Elle Ebbe, etc. doch deze zijnder zeer weynich maer onvolmaekteGa naar voetnoot7) Kreeft-woorden Ga naar margenoot+zijnder zeer veel / welke ooc eeni-(152)ge gemeynschap met malkander schijnen te hebben / als
De Grieken hebben Kreef-swijze hele spreuken nagezocht / welke exempelen by andere Volkeren nauwelix gevonden en worden / Daerom wy ooc deze Griexse spreuke tot een exempel stellen / Νίψον ἀνο μή ματα μὴ μόναν | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ὄψιν, dat is / En wast niet alleen het aengezicht / maer ooc de gebreken Onder de Latijnsche is ons deze spreuke ter hant gekomen signa teGa naar voetnoot1) signa temere me tangis et angis. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Van Letter-wisselingen.De Letter-wisselingen zijn mede / by de Grieken gevonden / maer nu velen Volkeren gemeyn / het gebruyc is: met de Letteren eener reden / eene andere reden te beschrijven / als
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Van de gemeynschap der Duytsche tale met vreemde talen.Overmits DeGa naar voetnoot6) verscheydenheyt der talen / inde verwerringe der eerste sprake onstaen is zo geeft hetGa naar voetnoot7) een groot nae-denkenGa naar voetnoot8) / datter iet gemeyns / onder alle de Talen overich is / dit nae-denken wort ooc vermeerdert / door de overblijfselen / die noch in de gemeyne spraken bevonden worden / waer af Theodorus BiblianderGa naar voetnoot9), en Antonius ThysiusGa naar voetnoot10), getuygen dat den gehele gront onzer tale / uyt de Hebreeusche Griexsche / en Latijnsche / sprake gesproten zy / welke meyninge Abraham vander Mijle mede toestemt om Ga naar margenoot+denn leergierigen hier af eenige openinge te doen / zo hebben wy hier aengeteykent / eenige onzer woorden / die de Hebreeusche / Griexsche en Latijnsche zeer na gelijk zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gemeyne woorden der Hebreen en der Nederlanderen.Ga naar voetnoot1)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gemeyne woorden der Grieken ende der Nederlanderen.Ga naar voetnoot5)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Gemeyne woorden der Neder-landeren ende der Latijnen.Ga naar voetnoot3)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alle deze woorden die in onze sprake door een menichvuldich gebruyc / grondelic ingewortelt zijn / oordelen wy de onze / alhoewel die ooc in de genaemde Talen / hare natuyrelijke plaetse behouden / het ware ooc aen onze sprake gewelt gedaen met deze woorden daer af te nemen / alhoewel wy buyten het gemeyn gebruyc / alle alleGa naar voetnoot2) vreemde woorden verwerpen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Van eenige verscheydenheyt der Sprake
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+In het verkleijnen der woorden hebben de Brabanders de meeste volkomenheyt. Ga naar margenoot+Ende in zachte uytsprake eeniger letteren schijnen de Vriezen eenige goede opmerkingen te hebben / die ter zoet-vloejenheyt dienstich zijn. Deze verscheijdenheden zijn nodich aengemerkt / op dat een jder zijnes Volx eijgen gebrec kennende / het achtbaer gebruyc niet en verwerpe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Eenige Vertoningen van oude schriften
|
MikkelosoGa naar voetnoot2) min sela truchtin, Inti GifanGa naar voetnoot3) min geest in Gote minemo heylante.Ga naar voetnoot4) | Mijne ziel verhef den Heere Ende mijn geest verheuge in God mijnen Salichmaker. |
Bithiu vuantha her geschouuota odmuothiGa naar voetnoot5) sinero thiuni.Ga naar voetnoot6)
Seno nu fon, thiu saliga mih quedent alla cunnu. |
Want hy heeft de nederheyt sijner dienstmaecht aengesien: want siet van nu voort sullen my salich noemen alle geslachten. |
Bithiu vuanthaGa naar voetnoot7) mir teta mikilu thie tar mahtig ist: inti heilag sin namo. | Want hy heeft my groote dingen gedaen / die machtich is: ende heylich is sijne naem. |
Inti sin miltida in cunnu inti in cunnu inan forhtanten. | Ende sijne barmherticheyt duert van geslachten tot geslachte / den genen die hem vreesen. |
Teta maht in sinemo arme, zispreitta ubarhubtige muo teGa naar voetnoot8) sines herzen. | Hy heeft gewelt gedaen / door sijnen arm: hy heeft verspreyt de hoveerdige / in haers herten gedachten. |
Ga naar margenoot+Nidar gisatta machtige van sedale: inti arhuob odmuotige. | Hy heeft de machtige van den throon afgetrocken: ende de nederige heeft hy verheven. |
HunherenteGa naar voetnoot9) gifulto guota:Ga naar voetnoot10) intiota geGa naar voetnoot11) forliet itale. | De hongerige heeft hy met goederen vervult / ende de rijcke heeft hy ledich wech ghesonden. |
InphienusGa naar voetnoot1) Israël sinan knecht:Ga naar voetnoot2) zigi muntigonne sinero miltidu. | Hy heeft Israel sijnen knecht op geholpen / op dat hy der barm-herticheyt gedachtich ware. |
So her SprachGa naar voetnoot3) ziconsenGa naar voetnoot4) fateren. Abrahame inti sinemo samen ziuue-rolti. | Gelijck hy gesproken heeft tot onse Vaders / Abraham ende sijnen zade / inder eewicheyt. |
Salomons Hoog-liet is voor vijfhondert Iaren dusdanigh
gevonden door D. Paulus Merula.Ga naar voetnoot5)
Cusse her mihGa naar voetnoot6) mit themo cusse sines mundes. | Hy cusse my met den cusse sijnes monds. |
Thicco geheizzetGa naar voetnoot7) mir sine cuomst per Prophetas: nu cume her seluo, ande cusse mich mit thero suoze sines Euangelij. | Dicke beloofde hy my sijne comst / door de Propheten: nu comt hy self / ende cusse my met het soete sijnes Euangeliums. |
Wanda bezzere sint thine spune themo wine, sie stinckenGa naar voetnoot8) mit then bezzestonGa naar voetnoot9) saluon Thiu suoze thinerGa naar voetnoot10) Gratiae, is bezerra than thinGa naar voetnoot11) Skarphe thero legis, also hiz quijt, | Want dijne spenen sijn beter dan wijn / sy ruycken met de besten salven. Die soetheyt dijner genade / is beter dan die scherpte der Wet / also hy seyt: |
Lex per Moysen data est, gratia et veritas per Iesum Christum facta est. | De Wet is door Moysen gegeven, de genade ende waerheyt is door Iesus Christus geworden. |
Thiu selva genatha is gemisket mit varijs donis Sancti Spiritus, mit themGa naar voetnoot12) thu
Ga naar margenoot+machost, ex peccatoribus Iustos, ex damnandis rumunerandos,Ga naar voetnoot13) Thin namo is uzgegozenGa naar voetnoot14) oley. |
De selve genade is ghemengt met verscheyde gaven des H. Geests, met dien makest du / van sondaren rechtvaerdige, van verdoemelicke, vergeldelicke, Dijn name is uytgegoten oly. |
Thin namo is wide gebreydet, wanda vano thir Christo, heyze wir Christiani. | Dijn name is wijd gebreyd: want van dij Christo / heeten wy Christenen. |
Vano thiu minnon thich the Ionckfrouwen:Ga naar voetnoot15) that sint the sielan the ther jugethet sint | Van dies minnen dy de Jonckvrouwen / dat sijn de sielen die daer verheucht zijn |
in thero douphe,Ga naar voetnoot1) and gewadet mit veste innocentiae. | inden doop / ende ghecleedet met het cleet der onnoselheyt. |
Zich mich nah thir, so louphen wir in themo stanke thinere salvon. Ick bekenneGa naar voetnoot3) mine unkraft: vane then helph mich mit thinan genathan, so scundich andere ze thinemo wega. | Treckt my na dy / so loopen wy inden reuc dijner salve. Ic bekenne mijne onkraft: van dien helpt my met dijne genade / so send ick andere tot dijne wegen. |
TerGa naar voetnoot4) Cunig leydede mir in sine genathema. Ich weyz nu in fide et spe, the genatha the min noch beydet in re. | De Coninck leydede my in sijne Camer. Ick weet nu in geloove ende hope, de genade die my noch verbeyd in der daet. |
ExnltabimusGa naar voetnoot5) ande wir vreuwen uns ana thich, els an uns selvon, wir gehugega thinere spune over then win. Wir ne willon niet vergezzan thaz thiu genatheGa naar voetnoot6) thines Euangelij, suozer is, than thiu, austeritas thero ewo. Ga naar margenoot+Lex thiu quijt Si quis hoc vel illud fecerit: morte moriatur: thu quithes avor in thinemo Euangelio. Non veni vocare justos, sed peccatores. thie rechte minnon thich, thich ne minnot nieman, her ne syGa naar voetnoot7) recht, ande nieman ne is recht, her ne minno thich. | Wy verheugen / ende wy vervreuchden ons an dy / niet aen ons selven / wy geheugen dijner borsten boven den wijn: Wy en willen niet vergeten / dat die genade dijnes Euangelijs, soeter is / dan de suerheyt der Wet. De Wet / die seyt / die dit of dat gedaen heeft: sal den doot sterven, maer du segges in dijn Euangelio: Ic en ben niet gecomen om die rechtvaerdige te roepen, maer de sondaers: die oprechte minnen dy / dy en mint niemant / hy en zy oprecht / ende niemant is oprecht / hy en minne dy. |
Volcht de 19. Psalm uyt de Duytsche outheden in het
licht gebracht door Abraham van der Mijle.Ga naar voetnoot8)
HemilnGa naar voetnoot9) tellunt guodlikheytGa naar voetnoot10) Godes ind werk sinro handeGa naar voetnoot12) furkundit festi. | De Hemelen vertellen de goedelikheytGa naar voetnoot11) Godes / en het werc siner handen verkondicht t'vaste. |
DachGa naar voetnoot13) dages ut ropizot wort in naht nachtiGa naar voetnoot14) tund wistuomGa naar voetnoot15). | De dach den dach uyt ruypset een woort / ende de nacht den nacht kont wetenschap.Ga naar voetnoot16) |
Ne sint spraken noh woorth thero ne worthinGa naar voetnoot1) gihorda iro stemmen. | Geen zijnder spraken noch woorden daer niet worden gehoort hare stemmen. |
An allereGa naar voetnoot2) erthon fuor iro luytGa naar voetnoot3) ind an endron ringis erthon iro woorth.Ga naar voetnoot5) | Aen alle aerde voorGa naar voetnoot4) haer geluyt en aen d'eynden des rinx der aerde hare woorden. |
An sunumGa naar voetnoot6) satta sina selitha. | In de zonne heeft zy gezet zijne tente.Ga naar voetnoot7) |
Ga naar margenoot+In he also brudegomo fortgangande fan sinro betekameren. | Ende hy als een brudegom voortgaende van zijne beddekamer. |
Mendida also wrisil te loupom weh. | Zy zal verheugen als een worstelaer te lopen denGa naar voetnoot8) wech. |
Fan hoon himili sin utgant In sin withirloop untesGa naar voetnoot9) sinro hoi. | Van den hogen Hemel is zijn uytganc in zijnen tegenloop tot zijne hoochte |
Noh ne ist the sig geberge fan sinro hitte. | Noch daer en is die zich bercht van zijne hitte |
Ewa Godes um bemillamGa naar voetnoot10) bekerund selim. | De wet godes onbevlekt bekerende de zielen |
Urkuntschap Godes getruuin wisduon farliendi luzzundon. | tgetuygenisse Gods getrou / wijsheytGa naar voetnoot11) verlenende den kleynen |
Godes rehnussi retha geblithande herta. | Godes gerechticheden zijn recht / verblijdende de herten |
Gebot godes schuni Irlihtende ogum. | Tgebot Gods is schoon verlichtende de ogen |
Fortha drusten heilig volwonende an werildi werildis. | De vrezeGa naar voetnoot12) des Heeren is heylich voldurende tot des werels werelt |
Diroma drusten giwari rechtlika an sig selvon, begerlika ovir golt in stein durtikin vilo in suottera over honog in rata, | De rechten des Heren zijn waer gerechtichlic in zich zelven begeerlicker over gout en steen kostelic veleGa naar voetnoot13) en zoeter boven honih en raet / |
Ga naar margenoot+gewisso thin schalc behodit sia, an behuodende im mikil withirlon | gewis dijn knecht hoetse en behoedende dieGa naar voetnoot14) grote wederloon |
misdadi wie virnimit | Wie verneemt de misdaden |
fan beholenen minin | van verholene mijne |
gereini mi, | reynich mi |
in fan fremetgon | en van vreemde |
ginathe thenin schalke, | vergenadichGa naar voetnoot1) dinen knecht |
Of sie min ne werthon geweldig, | Of se mijner niet geweldich en werden |
than ik un bemillamGa naar voetnoot2) wezen scal, | dan zal ic onbevlektGa naar voetnoot3) wezen |
fan meistero misdadin | van de meeste misdaden |
in solon wesan that | en zullen wezen dat |
gelicum sulum spraken | gelijken sullen de spraken |
minis mundisGa naar voetnoot4) in gehugenisse | mijnes monts en geheugenisse |
minis hertin | mijnes herten |
in thinro tegenwoordichzGa naar voetnoot5) | in dijne tegenwoordichz |
dinicero. | altijt.Ga naar voetnoot6) |
Volcht eene zeer oude Beschrijvinge der tien Geboden / in de Vriesche sprake beschreven / wort van den eerweirdigen D. Festus HomniusGa naar voetnoot7), in het Schat-boucGa naar voetnoot8) aengeteykent dusdanich
Van deGa naar voetnoot9) tiaen wird / dit sint da tiaenGa naar voetnoot10) wird.
Israhel dijn God is een weer God.
Him scheltu tienia / enGa naar voetnoot11) sijn era mit nene
Fraemde Goden menzia /
Israhel dijn God scheltu / neen byld makiaGa naar voetnoot12) /
Fan alle da creatura deer bida Himel fliucht /
jeftaGa naar voetnoot13) op der eerde swerft / en in deGa naar voetnoot14) wettere suomt /
want ic mine ontank wrecGa naar voetnoot15) al toe da fyarda / en
mine tankGa naar voetnoot16) laenie / al toe da tiendaGa naar voetnoot17) /
Ga naar margenoot+Israhel dijn Godes namaGa naar voetnoot18) scheltu naet for swerra /
Ner totGa naar voetnoot19) nene ydelnisse / op tyaen sonder need /
Israhel dis Sonnendeis fira scheltu naet forjetta /
Disse fyower boeden warenGa naar voetnoot20) in eenre taefla /
Israhel era dijn Fader / en dijn Moder / hoe du lange
libbe op der eerda
Hoed dy van Hoerdom /
Hoed dy van Manslachta /
Hoed dy van Tyefta /
Hoed dy van falsch TiuchGa naar voetnoot1) /
Hoed dy van onnetter byeringeGa naar voetnoot2) / alle der tingena
deer dijn nesta aegh mit mara riucht dan du.
In deze outste schriften / kan men verscheyde opmerkingen van den gront onzer woorden zien / doch niet volkomelic den stant van de Sprake dier tijden maer in de laetst-voorgaende vierhondert jaren / is de Tale tot deze onze tijden toe / dagelix meer en meer gezuyvert / besnoeyt ende verbetert.
EYNDE.
- margenoot+
- Prosodia.
- margenoot+
- 136
- voetnoot2)
- A 71.
- voetnoot3)
- Deze en de volgende alinea heeft v.H. ontleend aan de Nederd. Sp. 54/55: ‘Op datmen dan te bescheydelijker alle redenen zoude konnen lezen / ende de zelve ook te beter verstaen / zoo wordenze bepaeld met zekere (daer toe gevonden) Af-teekeningen. Die inde Reden (daer mede af-gedeeld zijnde) betoonen / waermen behoord op te houden / waer meer ende waer min: ‘Ook hoemen dan (na gelegentheyd) in 't verhalen zijns aessems dien altemet verheffen / oft verzachten moet’.
- voetnoot4)
- ook waar men meer en waar men minder moet rusten (‘ophouden’).
- voetnoot5)
- Hier zal men moeten lezen: ende hebben. Of wel: dit heeft.
- margenoot+
- Interrogatio
- margenoot+
- Admiratio.
- voetnoot6)
- De Nederd. Sp. spreekt van ‘T'verwonderings teeken’ (58), maar onderscheidt de gevallen verwondering, aenroeping, verhueging en klachte.
- margenoot+
- Colon.
- voetnoot1)
- Deze theorie heeft v.H. zo juist in de practijk gedemonstreerd; men zie het begin van dit caput en A 71. De Nederd. Sp. 57 geeft: ‘Kolon of membrum is een Lid van een reden / 'twelke men steld / daer de reden een vol verstand héft / ende nochtans niet voleynd en is: alzoo het volgende tot meerder versterkinge ofte verklaringe diend: Ende men mag dit teeken een ofte meermael in een vol-sloten reden stellen / na dattet te passe komt / als ...’ [twee vbb. volgen].
- margenoot+
- 137
- margenoot+
- Periodus.
- voetnoot2)
- Het teken / past alleen bij den Gothischen letter-druk. In deze heruitgave hebben wij het niet vervangen door een komma om nog zo nauw mogelijk aan te sluiten bij het origineel. Van H. houdt ze trouw uiteen: de komma bij Lat. letters.
- margenoot+
- Parenthesis.Ga naar voetnoot3)
- voetnoot3)
- cf. Nederd. Sp. 59: ‘De tusschen-stelling is een ofte meer woorden / die inde reden gevoegd zijnde / de zelve meer verklaringe geven: de welke zomtijds ofze daer al schoon uytgelaten wierden / zoo zoude nochtans de reden volmaekt konnen wezen: ...’
- voetnoot4)
- De Nederd. Sp. 60 noemt het: Hyphen, Kopulatio, Aen-een-brynging ofte Koppeling: ‘Het... diend om te stellen tusschen de koppel-woorden / dat is: wanneer twee woorden aan een gehecht / ende onder een uyt-sprake gebracht worden’.
- margenoot+
- De syllabarum quantitate.
- voetnoot5)
- A 72.
- margenoot+
- Monosyllaba diotiones fere omnes sunt indifferentes.
- voetnoot6)
- A 73.
- margenoot+
- 139
- margenoot+
- Dictiones enclyticae.
- voetnoot1)
- Meestal met oe gespeld; z. Caron 97, 111 vlg.
- margenoot+
- Omnis dictio syllabam longam habet.
- voetnoot2)
- l. 5. Ook. Men zie voor de no's. 1-5 A 73 (eveneens de no's 1-5).
- voetnoot3)
- A 73 de no's 6, 8 en 9.
- margenoot+
- De quantitate syllabarum.
- margenoot+
- 139
- voetnoot4)
- Dus met klemtoon op de laatste lettergreep.
- voetnoot5)
- A 73/74 de no's 7, 10 en 12.
- margenoot+
- Participia.
- voetnoot6)
- A 74 no. 13.
- voetnoot1)
- Met één e om aan te geven, dat de klemtoon er niet op valt (vgl. de vorige alinea). Het woordeind -elen voor oordelen en tafelen kan ongeveer gelijk geklonken hebben: met zwak beklemtoonde niet-kleurloze vocalen; zie mijn De reductievocaal in het verleden, Gron. 1952, 13 over de uitspr. van wandelen bij Montanus. Volgens W N T werd (vooral in O. Ned. naar het schijnt) ook gezegd oórdel, órdel.
- margenoot+
- 140
- voetnoot2)
- A 74 no. 14.
- voetnoot3)
- A 73 no. 6.
- margenoot+
- Vrīendĕlĭkhĕyt. Gōddĕlĭkhĕyt. Grāvĕlĭkhĕyt.
- voetnoot4)
- Vgl. B 137 ‘onderscheydinge der silben’, al heet het in marg. quantitas. Van H. handelt over klemtoon; hij noemt echter het verschil: lang en kort. Zie B 141.
- voetnoot5)
- deze manier van dichten (naar het woordaccent, zoals in Fr. en andere moderne talen). Van H. zegt dus, dat zulle accent-verzen in het Latijn niet passen zouden. Zie F. Kossmann, Ned. Versrythme, 's-Grav. 1922, 60-61 over de metriek van v.H. Al oordeelt K. te scherp, er is wel de eis in B van strenger regel voor de versmaat dan in A. Overigens blijkt uit de vbb. (B 142) uit Camphuyzen en Cats, dat v.H. de practijk vrijwel bleef taxeren naar het in A gezegde.
- voetnoot6)
- Omdat geen woorden in het Lat. door v.H. met klemtoon op de laatste syllabe uitgesproken worden. (Wat b.v. aan te vangen met fĭdēs?)
- margenoot+
- 141
- margenoot+
- Pedes
- voetnoot7)
- samen met.
- voetnoot8)
- dichtsysteem: het overeenstemmen van regels in eindklank is in dezen term iets bijkomstigs.
- margenoot+
- Eerste voet.
- margenoot+
- Iambus.
- margenoot+
- Drāgĕn. Wĕckĕr.Ga naar voetnoot1) Vlĭĭtĭch. Schōnĕ. Mēnĭgĕ. Sūyvĕrĕ. Lōpĕndĕ.
- voetnoot1)
- l. Wĕrker. De bedoeling is wschl.: de voc. op zichzelf is kort, maar de silbe is ‘lang’, heeft klemtoon. Zo toont het volgende vb. twee korte vocalen ĭĭ.
- margenoot+
- Spondeis et pyrrhichijs caremus.
- voetnoot2)
- Bijzonder de vierde aantekening, die handelt over tweelettergrepige woorden waarin één lange syllabe kan en moet voorkomen, verklaart dat de maten -- en ˘˘ niet voorkomen.
- margenoot+
- 142
- margenoot+
- Aldegonde.
- margenoot+
- Cats.
- voetnoot5)
- A 78.
- voetnoot6)
- z. aant. bij ‘dezes dichts’, B 140.
- voetnoot7)
- z. dezelfde aant.
- margenoot+
- 143
- voetnoot1)
- ter grondige beschouwing.
- voetnoot2)
- Uit Buchanan's Paraphrasis Psalmorum Davidis Poetica citeert v.H. de versregels 9, 121, 126, 152 van Ps. 119. De Bijbelverzen, waarop ze betrekking hebben, dragen dezelfde nummers.
- voetnoot3)
- Te lezen: waer van? Of te veranderen in: om dat?
- voetnoot4)
- laatste versvoet, waaraan de laatste lettergreep ontbreekt. Bij v.H. meervoudig, omdat hij over vier verzen spreekt.
- voetnoot5)
- Dan is er in de metrische voordracht, den metrischen gang in den laatsten voet een κατάληξις.
- voetnoot6)
- wegglijden, wegvallen, ontbreken.
- margenoot+
- Versus dactylici.
- voetnoot7)
- jamben.
- margenoot+
- 144
- voetnoot8)
- A 79.
- margenoot+
- Rijmwet
- voetnoot9)
- tot een onnavolgbare volkomenheid gebracht (zie p. 150 i.m.) opgevoerd, opgeheven.
- margenoot+
- Orthographia exoticarum dictionum.
- margenoot+
- Dusdanige woorden schrijft Vondelen aldus.
- voetnoot1)
- cf. Ampzing r. 1187 vlgg.
- margenoot+
- Antepenultima.
- margenoot+
- 145
- voetnoot2)
- cf. Ampzing r. 1192 vlgg.
- voetnoot3)
- cf. Ampzing r. 1230 vlgg. De spelregels van v.H. zijn blijkbaar: 1. schrijf korte i met zwak accent als i, b.v. glorie; 2. lange i met sterk accent als ij, b.v. philosophije; 3. de tweede component van een eigenlijke diphthong als y.
- margenoot+
- De pronuntiatione exoticarum vocum.
- margenoot+
- Penultimae.
- voetnoot4)
- met klemtoon.
- voetnoot5)
- als wij aldus met de uitspraak dezer vreemde woorden deden.
- margenoot+
- 146
- margenoot+
- De Figuris dictionum.
- voetnoot6)
- A 80.
- margenoot+
- De verkortingen worden aldus genaemt.
- voetnoot1)
- Dus niet altijd? Dan zei men zowel mensche als mense.
- margenoot+
- AphaeresisGa naar voetnoot2) syncope apocope synaeresis nobis fere idem.
- voetnoot2)
- v.H. laat onder deze benaming - anders dan in A - ook syncope, apocope en synaeresis vallen; het zijn alle ‘verkortingen’ en ‘nobis fere idem’.
- voetnoot3)
- z. De Vooys, Verz. Opst. I, 268.
- margenoot+
- Aphaeresis
- voetnoot4)
- In te voegen: van.
- margenoot+
- 147
- voetnoot5)
- l. K'wil.
- voetnoot6)
- b.v. 's jaers; v.H. zet het tussen de twee betrokken woorden.
- margenoot+
- De syllabarum euphonia
- voetnoot1)
- z. Caron 63 vlgg. (met een paraphrase op p. 67).
- margenoot+
- 148
- margenoot+
- Litterae mutabiles in pronuntiatione.
- voetnoot2)
- z. Caron 60.
- voetnoot3)
- l. worden?
- voetnoot4)
- l. eene Z volcht.
- margenoot+
- Nodige opmerkingen tot verzoetinge de uytsprake.
- voetnoot5)
- We mogen niet aannemen, dat dit woord voor v.H. dezelfde uitspr. had als in onzen tijd. Hij bedoelt uit een langeren vorm (koningen), wschl. uitgespr. met velare media, theoretisch den korteren vorm van het enk. te poneren, om daarmee te bewijzen, dat men in de practijk iets anders hoort, nl. een tenuis. KB tekent ook aan: koningen / koninginne / koning.
- margenoot+
- 149
- voetnoot6)
- l. langde of lengde; v.H. gebruikt zelf deze woorden (A 76, B 139). Deze interpretatie vervange de onderstelling in mijn diss. p. 61 n. 4.
- margenoot+
- De litteris supervacaneis.
- voetnoot1)
- Zie voor dit caput Caron 61 vlg.
- margenoot+
- Wy zouden ooc konnen vermijden dobbele Consonanten te schrijven, stellende twee Vocalen als de Consonant niet verdobbelt en wort aldus, Beeden, Wijlen, zeegen, maer in plaetse der dobbele Letteren zoudemen konnen stellen Beden Zegen, wilen, etc.
- voetnoot2)
- cf. B 135; v.H. betoogt, dat dubbel geschreven consonanten in Bedden en even verder in Ik kan niet toch niet dubbel uitgesproken worden. Hij spreekt dus niet over de grens der syllaben. Voor dit laatste zie men B 13.
- voetnoot3)
- Letterl. zo uit te spreken als i plus j; niet: komt-ie.
- margenoot+
- 150
- voetnoot4)
- Dit wegvallen van h zou misschien ook kunnen wijzen op Vlaamse afkomst van v.H.
- voetnoot5)
- z. Caron 61 n. 4, 65 n. 3.
- margenoot+
- Door dusdanige veranderingen en verswijginge der Letteren is de franse en Italiaense sprake tot eene uytnemende lichticheyt en zoetheyt gebrocht, welke andersins zeer swaer-silbich wezen zouden
- voetnoot6)
- cf. A 113.
- voetnoot7)
- z. Caron 66.
- voetnoot1)
- z.w. 66.
- margenoot+
- 151
- margenoot+
- Paragoge.
- voetnoot2)
- Evenals alle ‘verkortinge’ onder den naam Aphaeresis viel, zo noemt v.H. alle ‘verlenginge’ nu Paragoge. In A zou dit voorbeeld onder Diaeresis vallen.
- margenoot+
- AnthitesisGa naar voetnoot3)
- voetnoot3)
- l. Anti-thesis.
- voetnoot4)
- l. zeggen.
- voetnoot5)
- Dit kwam in de 16de en 17de eeuw vaak voor; zie WNT.
- margenoot+
- De dictionibus reciprocis.
- voetnoot6)
- A 113
- voetnoot7)
- Tw.: onvolkomen kreeftwóórden; v.H.'s vbb. kloc / Colk, zak / kas, regel / leger, pijn / nijp ook bij Spiegel (107).
- margenoot+
- 152
- voetnoot1)
- l. te. Dr. Hans Weis, Jocosa, Lateinische Sprachspielereien, München-Berlin 1938 spelt: Signa te! Signa! enz. en vertaalt: Bekreuzige, bekreuzige dich! Vergebens berührst und ängstigst du mich (p. 42 ‘An den Versucher’).
- margenoot+
- Anagrammata.
- voetnoot2)
- M.B. maakte een lofvers voor v.H. (in B; z.a.).
- voetnoot3)
- Voor Pieter Lenaerts (van der Goes) zie Te Winkel, De Ontwikkelingsgang der Ned. Lett. III. 187.
- voetnoot4)
- Noch Woets, noch v. Voets heb ik kunnen vinden.
- voetnoot5)
- De bekende historieschrijver.
- margenoot+
- 153
- voetnoot6)
- l. de.
- voetnoot7)
- D.w.z. ‘dit’: hetgeen in den redengev. bijz. voorafgaat. Wij mogen niet denken aan een constructie als Hd. ‘es gibt’.
- voetnoot8)
- een sterk vermoeden.
- voetnoot9)
- v.H. doelt op De ratione communi omnium linguarum et literarum commentarius Theodori Bibliandri ... Tiguri ... MDXLVIII. In de opsomming der talen zet B. het Hebreeuws op de eerste plaats en hij zegt: ‘Ebraeorum linguam principem et parentem esse, propè confitentur omnes eruditi, et suo loco testimonijs atque rationibus comprobabitur’ (p. 4); cf. ook p. 37: ‘Caeterum non obscuris argumentis liquet sermonem Ebraeum esse parentem ac principem linguarum omnium, qui naturae omnium rerum divinarum simul et humanarum aptum nomen veluti publicam notam imprimit, et frugalis est sine omni luxu, nec sordidus et parcus. Cuius vestigia non obscura cernuntur in linguis omnibus’. Theod. Bibliander († 1564), theoloog en kenner van Hebr. en andere Oosterse talen, was na Zwingli's dood prof. Oude Test. te Zürich.
- voetnoot10)
- Dit zal Ant. Th. de vader zijn (gest. 1640), aan wien ook v.H. zijn ed. 1633 opdroeg. De plaats waar Th. deze dingen zegt, heb ik niet gevonden.
- margenoot+
- In Lingua Belgica.
- voetnoot1)
- Zie Abrah. van der Milii Lingua Belgica (Lugd. Bat 1612) 26 vlgg. en 205 vlgg, waar men alle vbb. op acht na terugvindt.
- voetnoot2)
- hoogduytsch.
- margenoot+
- 154
- voetnoot3)
- v.d.M. Shakel.
- voetnoot4)
- hard lopen, v.d.M. currere.
- voetnoot5)
- v.d.M. 35 vlgg. Van H. heeft ongeveer 40 vbb. niet overgenomen.
- voetnoot1)
- v.H. geeft in deze lijst in het Ned. den 1 ps. s. praes. van de ww., wanneer hij dat ook in het Gr. doet.
- voetnoot2)
- ik kuch, brom.
- margenoot+
- 155
- voetnoot3)
- afranselen, Gr. δαίρω; v.d.M. Dero, Dairc: caedo, verbero.
- voetnoot6)
- v.d.M. ab antiquo Hales, vel Halo, deporto, captum eo.
- voetnoot4)
- slaan.
- voetnoot5)
- kwellen, Gr. τείρω; v.d.M. Teiro infesto.
- voetnoot7)
- l. kopph of kopf.
- voetnoot1)
- Dorisch.
- voetnoot2)
- Verdam in Mnl. Wb. ziet het aan voor compromis van mids en midden.
- margenoot+
- 156
- voetnoot3)
- nomen agentis van ‘reden’, spreken.
- voetnoot3)
- v.d.M. 30 vlgg. Van H. nam 20 vbb. niet over. Verscheidene daarvan zijn niet echt Ned. b.v. Phiala-Fiole; Vexare-Fexeren; Erro-Irre; Pauso-Pausere; Proportio-Proportie; Semen-Samen; Titte (Fris.)-mamma; perplex-paraplex; Reisse-Retto. Sommige zijn indecent: colei-cullen; caco-kacke; struntus-stront Antiqua vox Merda; lalle-lalo; scheet-scaton. Andere zijn ontleend aan de kindertaal: mamma-memme; Tata-Pater. Van H. liet ook weg mickel (vet. Belg.) megas (vgl. Mnl. Wb. op mekel, mickel, migel).
- voetnoot4)
- v.d.M. Asse.
- voetnoot5)
- matras.
- voetnoot6)
- v.d.M. Bojae.
- margenoot+
- 158
- voetnoot2)
- v.d.M. Lelium (wschl. drukfout).
- voetnoot3)
- v.d.M. Lateerne, laterna.
- voetnoot1)
- korenmaat.
- margenoot+
- 159
- voetnoot1)
- l. planta.
- voetnoot2)
- Uitspraak met ch, cf. Caron 57 n. 7, waar men voor Heilich leze Heilih.
- margenoot+
- 160
- voetnoot1)
- van ijlen.
- voetnoot2)
- Dit woord vervalle.
- margenoot+
- De dialectis.
- margenoot+
- 161
- voetnoot3)
- A 116.
- voetnoot4)
- WNT i.v. Tijd: kronieken, geschiedboeken.
- voetnoot5)
- uit Emden. Bedoelt v.H. de testamentjes van Nic. Biestkens, doopsgezind uitgever te Emden, of de vertaling direct uit het Gr. van Jan Utenhove (1556), sterk Oost-Ned. van taal (maar in dit opzicht herzien door Joh. Dyrkinus 1559)? Dit laatste werd (1561/2) deel van den Geref. ‘Deux-aes’-Bijbel. Zie Dr C.C. de Bruin, De Statenbijbel en zijn voorgangers 213-238.
- margenoot+
- Hollandismus.
- margenoot+
- Flandrismus.
- margenoot+
- Ziet folio 38.
- margenoot+
- Ziet folio 7.
- margenoot+
- 162
- voetnoot1)
- Inl. § 2b; cf. Bonaventura Vulcanius De Literis et Lingua Getarum, sive Gothorum (Lugd. Bat. 1597), p. 54: ‘vetustissima interpretatione Teutonica ... Qua quidem interpretatione Teutonica crediderim nullum in ea lingua exstare scriptum antiquius’. Andere vormen bij Vulcanius zijn:
- voetnoot2)
- Mikkiliso.
- voetnoot3)
- gifan.
- voetnoot4)
- heilante.
- voetnoot5)
- odmuoti.
- voetnoot6)
- thiuui.
- voetnoot7)
- vuanta.
- voetnoot8)
- muote.
- margenoot+
- 163
- voetnoot9)
- hungerente.
- voetnoot10)
- gifulta guoto.
- voetnoot11)
- inti otage.
- voetnoot5)
- Zie Willerami Abbatis in Canticum Canticorum Paraphrasis gemina, uitgeg. door Paulus Merula (Lugd. Bat. 1598); z. Inl. § 2b. Andere vormen bij Merula zijn:
- voetnoot6)
- mich.
- voetnoot7)
- gehiezzet.
- voetnoot8)
- stinchen.
- voetnoot9)
- bezzesten.
- voetnoot10)
- thinere.
- voetnoot11)
- thiu.
- voetnoot12)
- then.
- margenoot+
- 164
- voetnoot13)
- remunerandos.
- voetnoot14)
- uzgegozzen.
- voetnoot15)
- iuncfrouwan.
- voetnoot1)
- doupha.
- voetnoot3)
- Ich bekenno.
- voetnoot4)
- Ther.
- voetnoot5)
- Exultabimus.
- voetnoot6)
- genatho.
- margenoot+
- 165
- voetnoot7)
- sij.
- voetnoot8)
- Lingua Belgica 152-155. In de volgende noten vindt men enige bijzonderheden die opvielen bij vergelijking der teksten:
- voetnoot9)
- Himiln.
- voetnoot10)
- guodlickheidt.
- voetnoot12)
- hando.
- voetnoot11)
- i.m. heerlickheyt.
- voetnoot13)
- Dag.
- voetnoot14)
- nahti.
- voetnoot15)
- wistnom.
- voetnoot16)
- den dach rupzet totten dach een woort ende de nacht seght aenden nacht wijsdom.
- voetnoot1)
- werthin.
- voetnoot2)
- allero.
- voetnoot3)
- luit.
- voetnoot5)
- worth.
- voetnoot4)
- Ook v.d.M. heeft voor.
- voetnoot6)
- sunnum.
- voetnoot7)
- tilthe.
- margenoot+
- 166
- voetnoot8)
- eenen.
- voetnoot9)
- untes te.
- voetnoot10)
- unbemillam.
- voetnoot11)
- wijsdom.
- voetnoot12)
- vrucht.
- voetnoot13)
- om begeert te worden boven gout en veel dier gesteente.
- margenoot+
- 167
- voetnoot14)
- in die te hoeden is.
- voetnoot1)
- Sy genadich.
- voetnoot2)
- unbemillam wesen.
- voetnoot3)
- onbemalen.
- voetnoot4)
- mundts.
- voetnoot5)
- an gegenwirdi thinro.
- voetnoot6)
- stedes. Er volgt nog bij v.d.M.: ‘En, sic locuti sunt patres nostri tempore Caroli Magni’.
- voetnoot7)
- l. Hommius.
- voetnoot8)
- Het Schat-boeck der Christelycke Leere ofte Uytlegginghe over den Catechismus van Docter Zacharias Ursinus ... overgezet ... door Festus Hommius (Leiden, 1602); z. Inl. § 2b. Andere vormen bij Hommius zijn:
- voetnoot9)
- da.
- voetnoot10)
- tyaen.
- voetnoot11)
- ende.
- voetnoot12)
- bijld mackia.
- voetnoot13)
- iefta.
- voetnoot14)
- ende in da.
- voetnoot15)
- ick mijne ontanck wreck.
- voetnoot16)
- mijne tanck.
- voetnoot17)
- tyenda.
- margenoot+
- 168
- voetnoot18)
- naema.
- voetnoot19)
- to.
- voetnoot20)
- weren.
- voetnoot1)
- tjuch.
- voetnoot2)
- onnetter bijeringe.