'Overblijfsels van de Nederlandse taal op Ceylon'
(1910)–D.C. Hesseling– Auteursrecht onbekend
[pagina 303]
| |
Overblijfsels van de Nederlandse taal op Ceylon.In 1656 is Ceylon, na een strijd van tientallen jaren, Nederlands geworden en het is dat ruim honderd en veertig jaar gebleven. De herinnering aan die tijd is niet verloren gegaan. Er zijn op 't eiland nog duizenden die zich beroemen op hun Hollandse afkomst; in 1907 hebben zij zich verenigd tot een Dutch Burgher Union of Ceylon, de voortzetting van een tien jaar vroeger opgericht genootschap, getiteld Het Hollandsch Gezelschap van Ceylon. Leden kunnen worden zij die van vaders of moederskant van Hollanders afstammen; onder de namen van 't voorlopig komité, belast met het samenstellen van statuten enz., vindt men bijna uitsluitend echt Hollandse familienamen, als, van Cuylenburg, Prins, van der Straaten, Leembruggen, Anthonisz, Speldewinde, de Vos, Drieberg, Kriekenbeek, de Heer, de Rooy enz. De moedertaal van al deze mannen is Engels; op het eiland treft men, naar de getuigenis van de Sekretaris der Union, de heer Anthonisz, niet meer dan zes of acht personen aan die onze taal machtig zijn Ga naar voetnoot1). Reeds spoedig na de overgang van Ceylon in Engelse handen, schijnt onze taal in onbruik te zijn geraakt. In 1801 werd het Hollands als rechtstaal afgeschaft; de scholen waren reeds in 1799 aan het toezicht van een Engels ambtenaar onderworpen; vooral Dr. Twistleton, die in 1807 tot deze waardigheid werd geroepen, schijnt zijn best te hebben gedaan om onze taal te doen verdwijnen. Maar noch regeringsmaatregelen, noch | |
[pagina 304]
| |
emigratie naar Batavia, noch het in Engelse dienst treden van vele Hollandse kolonisten zouden dit zo spoedig hebben bewerkt, indien het Nederlands in de volle betekenis van het woord de taal der gehele Hollandse bevolking geweest was. Het was de regeringstaal geweest en de taal waarvan het deftige deel der bewoners van 't eiland zich in 't maatschappelik verkeer bediende en die men van de kansel hoorde; thuis werd ook door de aanzienlike burgers gekreoliseerd Portugees gesproken. Welk een plaats dat z.g. laag-Portugees in de Hollandsche maatschappij van Ceylon innam, blijkt uit 't volgende staaltje, door de heer Anthonisz meegedeeld. Hij verhaalt ons dat de meeste families van Hollandse afkomst nog in hun bezit hebben een ‘Stam Boek’, gewoonlik een korte kroniek van 't geen het geslacht in de loop der tijden heeft beleefd, hier en daar uitgebreid tot een verhaal van biezonder opmerkelike gebeurtenissen. In een van die handschriften vindt men het verslag van een gesprek tussen een vader en zijn stervende dochter. Men leest, in het Hollands, hoe de man aan het sterfbed geroepen wordt en met welke gevoelens hij voor 't laatst zich met zijn kind onderhield; dan worden de woorden zelf aangetekend die beiden bij deze droevige gelegenheid gebruikten, en daaruit blijkt dat het gehele gesprek in het Portugees werd gehouden. In 't Portugees sprak de vader ook tot de moeder. Deze man was een officier in het Hollandse leger, zijn vrouw behoorde tot een der aanzienlikste Hollandse families van het eiland en de dochter was met een Europeaan van hoge geboorte getrouwd Ga naar voetnoot1). Geen wonder dat onder zulke omstandigheden het verzet van de predikanten tegen het veldwinnen van het Engels zonder gevolg is gebleven. | |
[pagina 305]
| |
Men weet dat het Portugees gedurende de zeventiende, en niet minder gedurende de achttiende eeuw, in de Oost een zeer gevaarlike mededinger van het Nederlands is geweest Ga naar voetnoot1); ook in Zuid-Afrika heeft het een rol van betekenis gespeeld Ga naar voetnoot2). De regering begreep het gevaar en trachtte het door verbodsbepalingen te stuiten, maar de inrichting van het maatschappelik leven deed de oude taal der eerste blanke bezitters van het eiland in stand houden. Ook hier schijnt de invloed van de vrouwen op de vorm van de dagelikse spreektaal van groot gewicht te zijn geweest. Onder de bepalingen waarbij in 1656 de Portugezen afstand moesten doen van het eiland komt de volgende clausule voor, die ik ontleen aan een Report on the Dutch Records in the Government Archives at Colombo, uitgegeven door de heer R.G Anthonisz Ga naar voetnoot3): ‘alle vaders, moeders, broeders en gehuwde zusters moeten in onze schepen worden opgenomen en daarheen gebracht waarheen zij wensen te gaan, 't zij naar Goa, St. Thomas, Cochin of andere Portugese nederzettingen, 't zij naar Holland. De ongehuwde dochters moeten evenwel blijven en met Hollanders trouwen’. Deze, naar de tegenwoordige opvatting barbaarse, bepaling komt niet voor in de officiële redaktie van het traktaat, maar, zegt Anthonisz, het is zeker dat er niet mee de hand werd gelicht. De kerkelike Registers uit de eerste tijd van het Hollandse bewind vermelden talrijke huweliken tusschen de Hollandse Kolonisten en Portugese vrouwen. Zo deed de behoefte aan vrouwen, en de ruwe wijze waarop aan die behoefte werd voldaan, te niet wat men door 't vervolgen van Portugese missionarissen en 't bestrijden van de Portugese taal trachtte te bereiken. Men haalde de vijand in de vesting. Tans is het Portugees, onder welke vorm ook, geheel verdwenen uit de gezinnen der deftige Ceylonse ‘burgers’, maar het | |
[pagina 306]
| |
leeft voort ‘among the people described by the Dutch as ambachtslieden, a class which, by the literal translation of this term into English, has come to be known amongst us as ‘mechanics’ Ga naar voetnoot1). Het is merkwaardig dat alleen in de taal van deze mensen nog sporen worden gevonden van het Hollands, dat bijna anderhalve eeuw het enige officieel erkende voertuig der gedachten van de overheersers van Ceylon is geweest. Zo volkomen was hier de overwinning van het Portugees. Het Aardrijkskundig Genootschap te Lissabon heeft, ter gelegenheid van het vierde eeuwfeest der ontdekking van Indië, een spraakkunst uitgegeven van het ‘Indo-Portugees Dialekt van Ceylon’. Het werk is samengesteld door de Heer S.B. Dalgado, oud-Vicaris-Generaal van Ceylon, en bevat behalve de grammatika een bloemlezing uit geschriften van verschillende aard benevens een woordenlijst Ga naar voetnoot2). Met begrijpelike trots vermeldt de schrijver in zijn inleiding dat de vervolging waaraan onder de Hollandse heerschappij het katholicisme blootstond even weinig vermocht tegen de ijver der zendelingen uit Goa als de verbodsbepalingen van die zelfde regering tegen het gebruik van het Portugees. Zijn boek toont aan dat de zegevierende taal een reeks woorden en enkele vormen van de taal der onderdrukkers heeft geannexeerd. De herkomst van die woorden heeft Dalgado in de meeste gevallen reeds aangeduid, maar daar hij, gelijk uit enkele vergissingen blijkt, onze taal slechts oppervlakkig kent, is het de moeite waard die Hollandse termen uit de woordenlijst te lichten, zeker van onzeker te ouderscheiden, en na te gaan of uit de vorm en de betekenis der aldus verenigde woorden ook enkele algemene gevolgtrekkingen zijn af te leiden. Het aantal woorden zal groter blijken te zijn dan uit de aanwijzingen van Dalgado valt op te maken; sommige hebben een Portugese uitgang gekregen. | |
[pagina 307]
| |
Stellig aan onze taal ontleend zijn: ambal, aanbeeld (in de zeventiende eeuw en later ook ambeeld, aambeeld geschreven, Port. bigorna); artaple, aardappel; baas; berger, burger; blada, blad (papier); dace, das (kledingstuk); der, steeds, altijd (door); drek, druk (Port. impresso); drecker, drukker; flau, flauw, zwak; flek, vlek (vuile of anders gekleurde plek); flenx, fluks, vaardig; folmac, volmacht; giffrau, jufrau, juffrouw; grado, graad, rang (Port. grao); hanscoon, handschoen; hoc, hok (in de betekenis van stal); lodo, peillood; mooy, moei, tante; notaris; oomp, oompi, oom; orlozo, horloge (Port. relogio); plat (bijvoeg. naamw.); plooi; rai, rijden, speciaal te paard rijden;, regel; sápier (met Eng. aksent?), cipier; segel, zegel; slenger, slingeren; tak, in de gewijzigde betekenis van plant; tante; trap, in de betekenis trede, sport; vandel, vandelar, wandelen, wandelaar, in de betekenis dolen, vagebond; vanz, wensen; venkel, winkel, magazijn. Dit zijn er 36 Ga naar voetnoot1). Van de volgende woorden is Hollandse afkomst waarschijnlik: admiral, daar 't aksent niet wordt opgegeven kan men aan Engl. ádmiral denken; advocat, kan een vervorming zijn van Port. advogado; articulo, staat dichter bij Nederl. artikel, dan bij Port. artigo of Eng. árticle (Port. articulo is een anatomiese term); baai, inham, kan op Ceylon rechtstreeks aan Port. bahia, zie Woordenboek i. v. baai II, ontleend zijn; boekoe, geschreven buku,, kan zowel Eng. book als Holl. boek zijn; b&úrdar, een gebak, bolus, wordt door Dalgado met enige waarschijnlikheid afgeleid van ons woord broeder(tje), poffer; fontena, bron, staat dichter bij Hollands-Afrikaans fontein dan bij Port. fontainha, verkleinwoord van fonte; glas, drinkglas, kan Eng. glass of Holl. glas zijn; hender, hinderen kan zowel aan 't Eng. als aan onze taal zijn ontleend, doch bij zulke woorden van dageliks gebruik als boek, glas, hinderen is aan de taal der vroegere bezitters van het eiland het eerst te denken. Het woord | |
[pagina 308]
| |
benkroet, bankroet, schijnt in zijn eerste gedeelte de invloed van Eng. bankrupt te hebben ondervonden; 't aksent wordt niet vermeld. Het woord banths, verklaard als banden, ketenen, kan Holl. band zijn; de uitspraak wordt niet nader opgegeven. Onjuist of in elk geval hoogst onzeker is de verklaring die Dalgado van de volgende woorden geeft: ártei, krachtig, fors, Holl. hartig; bangiá, dutten, Holl. paaien; estopo afdak, Holl. stolp; quindé of quindi, splijten, uithollen, Holl. kenen. Enkele andere gissingen laat ik onvermeld. Vele woorden heeft de schrijver met juistheid herkend, bij andere ten onrechte aan 't Engels gedacht (b.v. grado van Eng. grade, fontena van Eng. fountain enz.), soms 't Holl. woord òf verkeerd weergegeven (drek, Holl. dreck; der, Holl. gedurig) òf niet thuisgebracht (flenx, zonder afleiding). Een enkele maal maakt hij een vergissing die men van de man die in burdar ons broedertje ziet, niet zou verwachten; zo leidt hij rai (montar a cavallo) van het woord opbrengen af. Ook buiten de overgenomen woorden vindt men sporen van het. Nederlands in het Indo-Portugees van Ceylon; talrijk zijn ze echter niet. In de eerste plaats worden de woorden oomp, oompi en mooy (oom en tante) als pronomina reverentiae gebruikt, juist gelijk dit nog geschiedt in Zuid-Afrika. Schijnbaar is aan Hollandse invloed toe te schrijven dat men voor Petri filius zegt Peter sua filho in plaats van o filho de Pedro. Ik geloof echter dat we hier met een echt kreoolse omschrijving te doen hebben, die toevallig met ons Hollands taalgebruik (Piet z'n zoon) samenvalt. Immers men zegt ook voor mijn leven niet a minha vida maar eu sua vida, dat is letterlik ik z'n leven; haar bedrogen verwachting is niet a sua falsa esperança, maar elle sua falsa esperança, dus zij d'r bedrogen verwachting, twee zegswijzen die geheel en al onhollands zijn. Een uitdrukking als per sua tanta sua casa voor bij haar (of zijn) tante d'r huis ziet er dus wel uit als een Batavisme, maar is het toch waarschijnlik niet. Eerder is aan 't Hollands toe te schrijven dat bij sommige woordverbindingen het voorzetsel wordt weggelaten. Zo zegt | |
[pagina 309]
| |
men padaz cake, padaz sabão, padaz azul fita (een stuk koek, een stuk zeep, een stuk blauw lint) voor pedaço de lobo, pedaço de sabão, pedaço de fita azul. Een kop koffie, een kop tee, is hum copa coffee, hum copa tea, in plaats van het gewone Portugese uma chicara de café, uma chavena de chá (Delgado, blz. 60); zowel 't weglaten van de praepositie als 't vervangen van de gewone woorden voor kop (chicara, chavena) door copa, dat in 't Europese Portugees beker, drinkglas betekent, kan een herinnering zijn aan onze Hollandse uitdrukking een kop koffie. Men kan ten opzichte van copa ook aan 't Eng. cup denken, maar de konstruktie is niet Engels. Ook bij de uitdrukkingen vidor vinho, vidor whisky (een glas wijn, whisky), bottle vinho (een fles wijn), par boots (een paar laarzen), hum pouca whisky (een beetje whisky) is 't aannemen van Hollandse invloed niet geheel onwaarschijnlik. Onbetwijfelbaar is zulk een invloed volstrekt niet. Het Kreools houdt van dergelijke losse verbindingen, die uiterlik overeenkomen met samengestelde woorden van ons. Zo vindt men voor casa de festa en casa de baile de uitdrukkingen festa casa en baile casa; men moet daar niet te gauw navolgingen in zien van Hollandse woorden als feesthuis (trouwens een ongebruikelik woord) en danshuis, want men zegt in het Indo-Portugees evenzeer morte casa voor casa de morte, terwijl toch doodhuis of zelfs doodshuis (vgl. doodkist naast doodshemd) in onze taal niet bestaat.
De Hollandse woorden die in 't Portugees van Ceylon voortleven geven voor een groot deel begrippen weer die eigen zijn aan officiële taal of die behoren bij een milieu dat een zekere mate van welgesteldheid geniet. Aan een ‘kombuistaal’ zijn die termen zeker niet ontleend, veeleer aan de omgang met hoger geplaatsten. Ik herinner aan de woorden druk, drukker, volmacht, juffrou, grado, handschoen, notaris, horloge, regel, zegel, advokaat, boek enz. Daarnaast komen familiare woorden voor, maar platte uitdrukkingen of scheldwoorden ontbreken. Dit is volkomen in overeenstemming met het karakter van | |
[pagina 310]
| |
‘Zondagse’ taal dat het Nederlands op Ceylon heeft gehad. Een tweede, en belangrijker, opmerking die iedereen zal maken bij het beschouwen van de in de het voorafgaande behandelde woorden, is het vaststellen van de inderdaad treffende overeenkomst tussen dit Ceylonse Hollands en het Afrikaans, vooral naar de klanken der woorden. De overeenkomst wordt, wat de woorden zelf betreft, nog duideliker wanneer we ook de volgende Ceylonse termen beschouwen die ook in Zuid-Afrika bekend zijn en uit het Oosten daarheen zijn gekomen. Het zijn meest alle Indiese woorden; de laatste 4 zijn van Indies-Portugese oorsprong. Zie hier het lijstje: amper, bijna (niet nauweliks gelijk bij ons); achar, vruchten in azijn, Afrik. atjar; bacla vechten, Afr. bakklei; bazar, in de betekenis markt;, cabai, kamerjak, kabaai; koeli, sjouwer, dagloner; tjoema, voor niets (ook in 't Afrikaans), volgens Dalgado een Tamils woord; bottel, fles; maai, moeder; masque en masqui, Afr. maskie, ofschoon; paláver, afspraak Ga naar voetnoot1). Deze gelijkheid van woorden is een nieuw bewijs van de nauwe betrekking tussen Zuid-Afrika en Indië in de zeventiende en achttiende eeuw; ik herinner ook aan de eigenaardige, ons uit Zuid-Afrika bekende, beteekenis der woorden flauw en fluks. Sprekend komt ook de verwantschap tussen 't op Ceylon nog voortlevend Hollands en 't Afrikaans uit wanneer wij de klanken der woorden wat nauwkeuriger nagaan. Ik maak daarbij gebruik van Dr. T.H. le Roux's Beschrijvende klankleer van het Afrikaans (Leiden, 1910). Bij de medeklinkers treft de afwezigheid van z (segel, vgl. Le Roux § 103), de overgang van v tot f (flek, folmac, vgl. Le Roux § 89, 1; in vandel, vanz, venkel zal de v wel onze labio-dentale spirant w weergeven, in tegenstelling van de bilabiale Eng. w), de sk voor sch (hanskoon, Le Roux § 137, 4). In giffrou naast jufrau (juffrouw) moet men mis- | |
[pagina 311]
| |
schien een aanwijzing van de uitspraak djiffrou zien, die te vergelijken is met de aan de Paarl en te Stellenbosch gebruikelike vormen djuis, djij, djou voor juis, jij, jou (vgl. Le Roux, § 106, 1). Opmerkelik is in de Ceylonse woorden de overgang van u en i in e: berger, drek, slenger, hender, venkel (burger, druk, slingeren, hinderen, winkel); ik onderstel dat Nederl. u in i is overgegaan (vgl. Afrikaans jille, hille, wirm zie Le Roux, § 65, 1, die ook voorbeelden van u voor i geeft, § 55) en dat die Nederl. i, gelijk zo vaak door vreemdelingen geschiedt, door e is weergegeven; zie ook Le Roux, § 19. In der uit deur (voor door) heeft men een voorbeeld van ontronding, gelijk die dialekties ook in Zuid-Afrika bekend is (Le Roux, § 17). De vorm artappel (artaple) is in 't Westen van de Kaap-Kolonie gebruikelik. De wijze waarop de Ceylonse woorden ons zijn overgeleverd, gedoogt intussen niet 't maken van zeer scherpe gevolgtrekkingen. De vormen der werkwoorden (hender, slenger, vandel enz.) komt niet die van het Afrikaanse werkwoord geheel overeen. De Heer Prick van Wely heeft in zijn boek over Neerlands Taal in 't verre Oosten betoogd dat de onderstelling van een in Indië vervormd Nederlands, dat als 't ware een voorloper geweest zou zijn van het Afrikaans, niet aannemelik is. De overeenkomst tussen het Ceylonse Hollands en dat van Zuid-Afrika zou dan verklaard moeten worden uit gelijksoortigheid van omstandigheden, en niet berusten op gemeenschappelike herkomst uit een van de Molukken tot aan de Kaap eens gesproken Indo-Nederlands. Opmerkelik is het niettemin dat sommige van de hier boven vermelde woorden ook in Indiese talen zijn overgegaan, b.v. artappel, oom en moei (als pronomina reverentiae) op Ambon, flau, folmak op de Molukken Ga naar voetnoot1); men vraagt zich af waarom nu juist deze woorden verbreid zijn en andere van hetzelfde karakter niet, doch dit is een vraag die altijd bij de studie van ontleende woorden | |
[pagina 312]
| |
zich voordoet en slechts in bepaalde gevallen afdoende kan worden beantwoord. De vorm der woorden en de klanken zullen in het Oosten en in het Westen zich gewijzigd hebben naar de aard van een bevolking die naast het Nederlands het Indo-Portugees als verkeerstaal gebruikte. In Afrika geschiedde dat laatste minder algemeen en niet in het intieme verkeer der blanken onderling; daar bleef de taal van het oude moederland, hoewel in gewijzigde vorm, de huistaal. Op Ceylon was het anders; de geschiedenis van onze taal op dat eiland toont duidelik dat niet in de eerste plaats door officiële ‘taalrechten’, door drang van hoger hand of wettelike voorschriften een taal zich kan handhaven: wat in de huiskamer gesproken wordt geeft in de taalstrijd de doorslag.
Leiden, Junie 1910.
D.C. Hesseling. |
|