Dr. Vitus Jacobus Bruinsma (1850-1916); vriend van Multatuli; hij was leraar aan het gymnasium te Leeuwarden. (Iconographisch Bureau, Den Haag)
Misverstanden en trage bediening brengen hem buiten zichzelf van zenuwachtigheid en moeten dus worden voorkomen door enorme fooien.
Zo groot is het succes, dat hij allerlei plannen maakt: de oude schuldeisers betalen, Tine's brieven uit Brussel terugkopen van Willème. Ook aan Charlotte de Graaff, die hem lang geleden tweeduizend gulden afstond, wordt nog gedacht. (Op 31 augustus 1877 was zij, getrouwd met een Engelsman, uit Brussel naar Amerika vertrokken. Haar verdere lotgevallen zijn onbekend.)
Niets is onmogelijk. Dreigt hij te laat in Zierikzee te komen? Voor zich alleen huurt hij een stoomboot à raison van ƒ40, -.
Oude kennissen worden opgezocht of ze zoeken hem op, na de lezing, en blijven praten en laten zich door hem tracteren tot diep in de nacht.
Er is zelfs sprake van nieuwe ‘caprices’ en aan Mimi die, eenzaam in Wiesbaden achtergebleven, argwaan krijgt, schrijft hij op 28 februari 1878 uit Dordrecht: ‘Al had ik nu eens een caprice, wat zou dat? Nu, op dit ogenblik is het 't geval niet, maar ik zeg dit voor 't vervolg. Laat me maar altijd begaan. Jij bent en blijft de chaussée en 't links of rechts afwijken op 'n bijpaadje, uit luim, is geen reden tot klachte dat ik de grote weg verlaten heb. Vind je me en bloc genomen, en redeneer eens van 1861 af, zo vreselijk ontrouw?’ (Aan Mimi, 28 feb. 1878)
Een van zijn liefdes naast Mimi heette Mathilde Opdecoul, maar meer dan dat haar broer Theodoor ten huize van Mimi en ‘Dek’ aan tuberculose is overleden, werd tot dusver niet over haar bekendgemaakt.
Mimi, van haar kant, houdt ook een verrassing voor hem in petto, schrijft ze. Hij vermoedt dat ze een nieuwe hond heeft aangeschaft en vindt het dier bij voorbaat ‘snoepig’.
Maar het was geen nieuwe hond.
Marie Anderson vertelt: ‘Eens toen hij in Holland voordrachten hield, zei Mimi te Wiesbaden tot me: “'k Wou nou toch zo graag een kind aannemen; nou zou ik de gelegenheid moeten waarnemen, want als Dek hier is, wil hij het toch niet; hij zou 't moeten vinden als hij terug is - dan zou hij er wel heel kwaad om zijn, maar dan is het