‘werk’ is, werk van zichzelf gaan maken.
Van grote banen, van promoties, titels en dergelijke word je niet ‘wijzer’. Wijzer word je pas als je van deze dingen afstand gedaan hebt. Als je wat vrijer bent komen te staan tegenover materiële dingen, als je vrienden belangrijker gaat vinden dan geld en goed.
Je hebt het in feite pas echt ‘gemaakt’ als je voorgoed weet dat alles in het leven maar betrekkelijk is en dat er waarden zijn die niet verdwijnen als je ‘arm’ wordt of oud, invalide of eenzaam. Maar die waarden moeten wél veroverd worden op zelfzucht.
Waar blijf je, met al je carrière, als je straks, oud geworden, niet meer mee kunt met de anderen en geen geestelijke reserves hebt?
De mens is niet klaar met zijn leven als het hem materieel goed gaat, als hij zijn eerzucht bevredigd ziet, als hij een belangrijke positie heeft verworven. Dan namelijk begint het pas. Als het om de belangrijke dingen in het leven gaat zijn er andere waarden die van belang zijn.
Mensen die vinden dat je het pas ‘gemaakt’ hebt als je iets in de wereld betekent, gaan aan de zin van het leven voorbij. We willen belangrijk zijn, willen iets ‘schijnen’ wat wij niet zijn. Om er dan vaak te laat achter te komen dat wij het leven voorbij gehold zijn en dat wij oud zijn geworden zonder aan onszelf gewerkt te hebben.
We kunnen ons, als we ons terzij geschoven voelen (en wie voelt zich dat niet van tijd tot tijd?) gaan verdiepen in de werkelijk kostbare dingen van het leven: de mensen om ons heen, de natuur en alles wat daarbij hoort, studie en cultuur, dingen die weliswaar geen gewicht in de schaal leggen in de ogen van hen die het ‘gemaakt’ hebben, maar die de mens wel leren te leven in vrede met zichzelf.